ze zwom rustig door stil verdriet
trok lange banen met trage slagen
rode ogen dreven in het koude niets
ze zocht naar eeuwenoude vragen
een tocht waar zij de diepte dronk
het donker lonkt, een bed van zand
ze draaide vlug op broze rug
liet de golven dragen, dit verdragen
op deze wezenloze dagen zonder zon
dreef ze af naar waar het ooit begon
ver voor het helen met de tijd
zonder spijt, haar zijn omarmend
Tag: eenzaam
Afscheid
gewenteld in laffe drek verdrijf ik
op zoek naar mijn vergeven
in een lekke sloep zonder spanen
verzuipen zal ik, in het diepe zwart
waar een zachte bodem wacht
kou de oude pijn zal zalven
met een eenzaam graf
Boom
hier besta ik mijn lijdzaam zijn
met de wortels diep in deze aarde
verschijnt een dag met wat hij is
accepteer ik wat hij mij ook geeft
beleef hem alsof het mijn eerste
of allerlaatste uur is – gelaten
in de verte zal komen wat komt
verdwijnt de twijfel met de vogels
naar het mij onbekende later
Thuis
achter deze deur woont een zonderling
ijsberen door de keuken, staren uit het raam
doorbreken een stilte welke dagen hangt
tussen alle helium gevulde vragen
opeengepakt onder somber betonplafond
waar hij vanavond weer net niet bij kan
Drempel
hij trapt tegen de steen die daar ligt
op het schemerende pad
van zijn zo lange weg naar huis
koud rolt de kleine rots in het natte gras
waar het net nog zo vol leven was
kon hij zich ook maar eens verstoppen
tot het weg was, wat het dan ook was
want dat kon hij erg slecht duiden
het gevoel nergens bij te horen
en toch vaak ook zo gemist zijn
nog niet vergeten door zovelen
maar al verloren in het niets
het denken aan het loze leed
wat hem lijkt te doorsnijden
tot niets dan dunne plakjes pijn
Aan
als jij ooit mijn ex zou zijn dan
zou ik knielen tot de pijn van smeken
knieën bloederig verlies zou laten nemen
zou ik schreeuwen tot stembanden rauw stilden in een ijzig hees gepiep
zou ik stapels schrijven over onbegrepen onbehagen
de zwarte gaten in mijn hart en ziel en andere grote woorden
het ‘oh had ik maar’ met asgrauw spijt doorregen
zou ik nooit vergeten je vandaag te laten weten
hoeveel ik van je hou
Ongesproken
wat ongeschreven wachtte
waren de ware woorden
broeiende binnenin
snel afgebroken zinnen
zo mooi als ze bij elkaar hoorden
verbleven ze voor altijd verzwegen
Oud
dekens dekken duister denken toe
luister hoe hard het donker fluistert
suist vergaan vertier en schaterlach
achter zware kloppen van het hart
beukt tegen bekrast oud schedeldak
vergeven krachten breken krakend
golvend zwart braakt kou vanbinnen
over verslagen vragen van weleer
Spijt
waarom was vroeger er eerst
kwam besef veel te laat
bleef een zuurverdiende les
stoffig achter in de la
waarom komt later pas straks
net na de onverwachte kater
en het proeven van de leegte
uit dit ongewassen glas
Stuk
je zag het in haar ogen
oude tranen achter gebroken blik
spraken van teveel, te vaak
haar gestolen hart gestoten
aan de randen van vertrouwen
bleek de hoop op
verloren in de herhaling van