Verdronken

ze zwom rustig door stil verdriet
trok lange banen met trage slagen
rode ogen dreven in het koude niets
ze zocht naar eeuwenoude vragen

een tocht waar zij de diepte dronk
het donker lonkt, een bed van zand
ze draaide vlug op broze rug
liet de golven dragen, dit verdragen

op deze wezenloze dagen zonder zon
dreef ze af naar waar het ooit begon
ver voor het helen met de tijd
zonder spijt, haar zijn omarmend

Boom

hier besta ik mijn lijdzaam zijn
met de wortels diep in deze aarde
verschijnt een dag met wat hij is
accepteer ik wat hij mij ook geeft
beleef hem alsof het mijn eerste
of allerlaatste uur is – gelaten
in de verte zal komen wat komt
verdwijnt de twijfel met de vogels
naar het mij onbekende later

Drempel

hij trapt tegen de steen die daar ligt
op het schemerende pad
van zijn zo lange weg naar huis
koud rolt de kleine rots in het natte gras
waar het net nog zo vol leven was

kon hij zich ook maar eens verstoppen
tot het weg was, wat het dan ook was
want dat kon hij erg slecht duiden
het gevoel nergens bij te horen
en toch vaak ook zo gemist zijn

nog niet vergeten door zovelen
maar al verloren in het niets
het denken aan het loze leed
wat hem lijkt te doorsnijden
tot niets dan dunne plakjes pijn

Aan

als jij ooit mijn ex zou zijn dan
zou ik knielen tot de pijn van smeken
knieën bloederig verlies zou laten nemen
zou ik schreeuwen tot stembanden rauw stilden in een ijzig hees gepiep
zou ik stapels schrijven over onbegrepen onbehagen
de zwarte gaten in mijn hart en ziel en andere grote woorden
het ‘oh had ik maar’ met asgrauw spijt doorregen
zou ik nooit vergeten je vandaag te laten weten
hoeveel ik van je hou

Oud

dekens dekken duister denken toe
luister hoe hard het donker fluistert
suist vergaan vertier en schaterlach
achter zware kloppen van het hart

beukt tegen bekrast oud schedeldak
vergeven krachten breken krakend
golvend zwart braakt kou vanbinnen
over verslagen vragen van weleer

error: De inhoud is beschermd !!