als ik zit vaak, ineens je hand
de haren langs je nek en erboven
drijven wolken oude dromen
weg, weg ben je alweer
alsof we beiden dood zijn
maar van niets willen weten
stil zitten, wat lezen, verblijven
heb jij dat ook aan jouw kant
van onze plotselinge sterven
dat we zijn zoals voorheen?
Tag: alleen
Om
je gooit me om, draait mij rond
zet alles stil, slaat nagels in de grond
door mijn kwetsbaar weg te wuiven
er wantrouwen voor te schuiven
en dan ineens te delen wat mij breekt
jij op minder dan je eigen schaduw leek
ik snap je nooit maar blijf je willen weten
laat morgen alles zijn, maar niet vergeten
Intenties
ik zou minder moeten zijn, vooral doen
en met een poker-face de wereld in
niet zo goed moeten proberen
om met mijn zacht te koketteren
mensen afblaffen, van mij afslaan
zoek het lekker zelf uit en weet ik veel!
donder een heel eind op met je gezeik!
ik wil een arm, een hand, een oor of oog
af en toe een in kleine beetjes maar
maar dan geef ik weg wie ik ben – wil zijn
minder moe alleen en rustig slapen
Pad
loop jij je nieuwe paden maar
en laat mij zitten in dit zand
ik koos ons los voor later al
het is daar zoveel beter want
wat alles is verdwijnt tot niets
kleur jij in zwart voorbij de rand
grijp snel naar iemands warme hand
en stap samen door jouw dagen
Alleen
ik ben graag alleen
voel mij verbonden met
de leegte om mij heen
hier in het gras
op mijn gemak
tussen al wat geeft
mijn bestaan beweegt
met de stilte binnen ver
je de tijd zo mooi vergeet
Zelfie
ik zit met mijzelf vooral, de laatste tijd
twijfel tikt me luid op de schouders
ik knijp nog eens hard in vette huid
maar nee, jij gaat er maar niet uit
was ik te zacht, te soft, teveel, te vaak
kwam je te diep – zomaar wat vragen
ze vervliegen merk ik, ik laat ze gaan
en blijf bij mezelf vooral, de laatste tijd
Spijtig
had ik je maar niet
en was je maar nooit
dan zou vandaag gewoon
enkel een nu en hier zijn
niet steeds met jou en
wat als en waarom dan
ik zou net zo nietig zijn
maar zonder het te weten
Los
wie weet, ooit, vergeet je wat ik deed
je doorknippen alsof je ballast bleek
met jou zacht nog slapend in de haven
waar jij je veilig waande binnen wat er lag
we woonden tussen de wanden van je hart
tot aan die kille klap, mijn trap, dit stil
ik brak je los, schopte je vrij, van mij af
we waren enkel de teugels van elkaar
het leken even vleugels tot aan daar
neem deze stilte daarom van mij aan
hij zal je alles geven wat je zocht
Waarom
waarom zou je ook om mij
hij die vreet van zijn alleen
uren kauwt op voor zich uit
zijn hand pakt tot besluit
waarom zou je ook met mij
hij die leeft van ver vooruit
dagen draagt op eigen tijd
en langs rauwe randen kruipt
Delen
met de maan die wakker is
lijkt ook de zon te willen blijven
niet voor hem te willen wijken
laat zijn gouden uur nog schrijven
zo komt mijn donker vaak
waar men mijn licht verwacht
de gulle schaterlach
het immer boterzacht
verkies ik somber en alleen
waar eens het antwoord lonkt
op wie ik ben en waar ik sta
net als het schemerlicht verga