weet je lief
ik ben vergeten te bedanken
nog wat verloren in het zonder
weet je lief
ik was mezelf niet meer
voor jij mijn oude mij vond weer
weet je lief
ik ben vergeten te bedanken

Gedichten die jou raken waar het hoort
weet je lief
ik ben vergeten te bedanken
nog wat verloren in het zonder
weet je lief
ik was mezelf niet meer
voor jij mijn oude mij vond weer
weet je lief
ik ben vergeten te bedanken
mijn ogen wennen traag aan hier en nu
het nieuwe, verse, nog frisse ongekend
ik kwam hier gisteren en ga vandaag
of morgen, neem mee dat wat ik draag
het moeten diep begraven naast bezitten
de tijd duwt enkel de zon en de planeten
zo slijt ik laatste uren in volmaakt alleen
en beleef door dit waaromloze waarheen
ik wilde vroeger mijzelf graag zijn
was best tevreden
mijn zacht, verlegen, pas spreken
nadat ik iemand had begrepen
gaf gul dat wat ik zelf zo zocht
in de ogen die voorbij mij keken
vandaag vloeit in vlagen later
lengt zich aan met fris gefluit
bereikt mijn ontevreden waken
en zingt het leven met mij uit
ik vrat je op, het daar naar hier
met gemak, zonder kauwen
slikken en weer door
ik zag je kijken, voor mij staan
met huid kleedde jij je zachtjes aan
je glad vond ongeschoren
je vrat mij op, van daar naar hier
gleed dwars door alle afstand heen
deed mij verdwijnen in je vrij
het blijft gissen vaak, het somber
valt het binnen zoals inspiratie doet
zonder kloppen voor de deur staan
of voor je neus ineens met een hallo
naast je in het donker draait het om
ademt tegen je op, maakt je wakker
al denk ik eerder aan het overdenken
blijven graven in lagen losse aarde
ik wel wist dat het daar ergens lag
je graaft soms
harde woorden
in mijn rauw
ze vloeien
smeulend
door geaderd
bloeden mijn eindig
stollen bruinzwart
bovenhuids
scheuren hard af
wat vast zat
breken dwars door
mijn laf hart
keren me om en
spitten mij uit
laven zich gulzig
aan mijn tranen
verdwenen verlangde zij van mij
en zo naar mij eveneens bleek
dat ik ver weg was en nabij – tegelijkertijd
gelijke polen van magneten
wel alles willen weten
zonder aan te raken
we dreven in sluiers over akkers
pas gemaaid en lang verlaten
beroofd van eerder overdadig
we hingen aan vrijwel dezelfde haken
met tussen ons de twijfel van
weer eens te zijn vergeten
we staan ons naakt te staren samen
zonder schamen kijk je mijn alles uit
in het overal en ergens grijp je hard
zonder vast en met beraden – waar
wanneer, hoe voelde dat enkel wij
durfden we maar eens dapper, vrij
wij verdronken eenzaam in verlegen
liepen schamper door naar ooit
voel je het warm van mijn hand
op je buik?
zo vlak nadat je jouw ogen sluit
denk jij deze dag maar uit
vergeet nooit daarbij
hoe mooi je bent
hoe het nooit went
hoe lief, hoe zacht
je straalt terwijl je lacht
zo dapper altijd wacht
vergeeft, omarmt, verlangt
en weet buiten je twijfel soms
dat jij je eigen alles leeft
zweef weg van hier en nu
en droom van even later
ik zal naast je liggen slapen
nog even staren naar je huid