het zal niet meer zo schrijnen
minder veinzen van het blij
verfluiten van een nabij huilen
wegkijken bij vragen hoe het gaat
een sodemieter op zwijgen
indien dichtbij – dat rechte eind
pulkend aan de laffe rafels
of een pas gedroogde korst
ze mogen vaker binnen kijken
er lijkt gestoft, gezogen, gepoetst
ik lig gerangschikt over planken
op vergeelde vellen oud papier
Tag: stilte
Man
de man die daar lag
moest eenzaam zijn
toen alles klopte nog
maar snel verdroogde
hij leek warm, ooit
voor wie streelde
wie wilde vragen
het was nu te laat
je zag hem thuis
boek van de plank
kalm in de hand
zichzelf verzwijgen
Overdacht
dat mijn denken voor mij uit loopt
weet ik
probeer ze maar eens bij te houden
de nog niet gedurfde dromen
waar de twijfel
met de mitsen en de maren
samen strijden om gelijk
Mees
hij schittert in mijn oor
al lang wakker nu ik stoor
zijn laten horen dat hij is
bestaat, zich horen laat
voor wie zwijgt of luistert
zo nooit verloren gaat
Tijd
ze was slechts gedacht om te verklaren
deze plaats van hier op aarde
tussen wat al zoveel langer draaide
het om ons heen te vatten in het platte
ze sneed dagen los van nachten
en kneedde er seizoenen van
het leek zo mooi te kloppen
een schrikkel hier en daar gelaten
je kon het snijden
in kleine reepjes
proppen in blanco hokjes vrij
maar wat leeg is moet gevuld, geplukt
zo lopen we slaafs achter haar aan
aan het onzerwij voorbij
Las
ineens gespleten tussen weten en vergeten
mijzelf vergeven om te leven
mag ik je lezen, eenvoudig geven wie ik ben
met mijn altijd maar ontbreken
is het teveel alleen maar nooit vergeefs
Heet
vlammen likken naar later
vreten aan wat is geweest
maken zwart wat was, groeide
schroeit, knapt, zucht, vergeeft
spuwt vonken hoog tot over
Uit de hoogte
het brengt de stilte, de berg
vraagt een thuis terug
tussen golvend groen
het rauwe grijs
draag je jezelf alleen
nietig blijven
je nu en hier begrijpen
naast bestaan
Nacht
de avond brengt vlak voor zijn zwijgen
dekens vol van sterrenregens
ze kijken mij zacht aan, gezegend
dragen jaren licht voorbij altijd
Snippers
zal er alleen maar het papier zijn
letters vol denken, dwalend
over paden weg te trappen stenen
nooit meer onderweg naar iets – thuis
daar willen wonen, sterven in de berm
stof happen – de hitte van verlang
koude vlagen over natte onderrug
bang hangen in de schaduw
naar je kijken hoe je lacht en zwijgt
zijn hand schalks pakt in het voorbij