welke wereld leeft er achter mij
als ik naar voren kijk
heb ik mij verkeken
in de verkeerde trein gezeten
ben ik voorbij eigen race gereden
tot opeens jij daar zat
en mij verlegen staren zag
je groette welkom met je lach
spoorde mij aan tot zeker weten
Tag: jij
Tot jij
vergat wie er was
naast jou lag
jouw alles vrat
wat je maar gaf
tot voorbij het zat
gulzig dronk
van elke drup
je kruimels nam
er genoeg aan had
Het jou
tussen groen vertoeft, onder blauw
zonder moeten, laat staan doelen
laaft mijn brein hier aan de zon
knaagt aan jou die mij ontbreekt
het is het missen, het voelen
de zachte haren van je wangen
je mond, die zonder woorden
mij laat verlegen in jouw lach
Ongeloof
hoe je tijdloos naar mij kijkt
begrijpt hoe ik tik, rijp onder je ogenblik
in de streling van je onderlip
nagels vlammend fel naar onderhuids
met je hete adem op mijn ongeduld
Weggedacht
dikwijls loopt mijn denken weg naar toen
ik was nog niet half de man van vandaag
legde lappen hard over weke delen
tot ik brak in de dag, jij mijn wroeten zag
het geploeter door verlegen, de schroom
te tonen hoeveel leeg er in mij leefde
ik woonde achter een schijn van laffe lach
jij bracht mij boven – zette binnen buiten
liet mij laven aan het licht van eigen mij
Uitgeschreven
ik schrijf nu eens niet over jou
er zijn boeken vol van
die beschrijven wat ik je wil zeggen
te vaak vergeet
of niet durf
ze blijven
elke regel lijkt opgebouwd uit jou
breek je zelf af
met een snauw
of met je breken
door onbedoeld
het gemeen
van mijn ongemeend
vandaag blijf jij ongeschreven
tot morgen
als ik nog meer van je hou
Lampje
ik schijn je alleen even bij
draag je uit het donker
want het mooiste licht ben jij
al voel het soms wat somber
ik zie jou zo fel vonken
jij zet mijn dagen aan
zacht als de volste maan
hang jij de nacht vol sterren
kijk binnen als je het niet meer ziet
zie jouw jij in haar bijzonder
want het mooiste licht ben jij
Lef
ik bekijk je altijd met een lach
verlegen hopend dat jij het niet zag
die bewondering voor het jou zijn
kwetsbaar val jij het leven aan
schopt scherpe stenen van je pad
jaagt jouw demonen uit hun holen
Taart
was ik een prins op een wit paard
dan wist ik jou meteen te vinden
en eenmaal uitgemitst en uitgemaard
bestelde ik de allergrootste appeltaart
om deze met jou te verslinden
mocht jou dat niet bevredigen
je zelfs ietwat beledigen
dan vind ik dat je weten moet
als ik aan jou denk
dan proef ik enkel zoet
Wakker
doorlopend zie ik je staan
zwijg je mij aan
en ik
verslik mij in het mij
ik zonder jou
wakker schrik