zo in je zacht ben ik te graag
mijn tong verkent je traag
ik lik waar huid mij vraagt
het daaropvolgend draagt
elke sproet, zachte plooien
zal ik met mijn hard bekoren
tot aan de laatste adem
voordat je landt in waar
tijd stokt in enkel ogenblik

Gedichten die jou raken waar het hoort
zo in je zacht ben ik te graag
mijn tong verkent je traag
ik lik waar huid mij vraagt
het daaropvolgend draagt
elke sproet, zachte plooien
zal ik met mijn hard bekoren
tot aan de laatste adem
voordat je landt in waar
tijd stokt in enkel ogenblik
waar begin je
bij een verdwenen
speuren aan het einde tot
het steeds maar weer
vertrouwen op
laat je een lamp aan
of draai je de deur op slot
breek ik met deze tranen af
en bouw er oude muren mee
tegen wat koud blijft
blijkt gestopt
wanneer alleen alleen
naast mij loopt – straks
of over enkele maanden pas
zal het wel eens schuren vast
het jou
streel je mijn koude hand zacht
of stap je dapper voor mij langs
kijkt dan naar achter – schamper
ziet maar amper wie het was
dit mij
je zult wonen in mijn woorden
tot aan het stollen van mijn bloed
ik laat je dansen, met mij sjansen
naar mij kijken vol verlangen
in enkel komma’s, een nieuw begin
schrijf ik je weer mijn wereld in
het raakt raker
net die straat
opgebroken
je kunt er zo bij
het zachte
wat schuurt
je van haar houdt
dit nooit slijt
wat ook gezegd
gesproken
verzwegen
gelogen
het raakt raker
nu eenmaal
zoals jij alleen jezelf kunt zijn
je lach tussen het wild waarop ik jaag
wil verslinden wat jouw onbevangen vraagt
het met je vluchten in jouw vrij, het enkel jij
laat mij jou grijpen tussen rijen tanden
tot jou begrijpen langs mijn wangen
in slechts de overgave overloopt
laat mij proeven van jouw zoet
van het bang en broos verlang
alleen met mijn donker
zwelgend in van alles onder
wat smeult van binnenin
waar niemand komt nog
ik zo verdwaal soms
vergeten, vergeeld
verschrompeld
verdronken
daar denk ik vaak aan
wat maakt mij bijzonder
wie ziet dat wat er leeft
zo aan mijn schedel kleeft
zet felle lampen aan
en laat mij stralen
luister zonder huiver
tot aan voorbij voorbij
hij lag stil op schoot
mijn eindig – de dood
ik streelde broze haren
ze braken af
streek vingers over koude huid
het was te laat
gaten vielen gapend
maden vraten schrapend
ik rolde mij
in oude klamme lakens
zodat je het niet zag
straks
alleen mijn zijn zou weten
het levend, de hete adem
de lach na mijn verlegen
zelfs hier in mijn meest alleen
het verste ver, voorbij verloren
weet ik, opdat ik nooit vergeet
bestaan bestaat niet zonder wij
je blijkt vervlochten met het mijn
en voelt het overal als samen
hoe bijzonder blijft het besef
jouw hart in mij te horen dansen
weten dat je aan mij denkt
de dag start altijd tezamen
in afstand zit je vlakbij altijd
je kijkt en lacht de dag vooruit