mijn hart loopt los vandaag
slaat wild om zich heen
springt hoog over hekken
en over zeven sloten tegelijk
het klopt hard, schreeuwt luid
is er even tussenuit
vol deuken, diepe krassen
van gebroken naar gelijmd
![](https://krijgerij.nl/wp-content/uploads/2024/06/09A7C162-9413-4C1D-96E8-514A45A505B4.png)
mijn hart loopt los vandaag
slaat wild om zich heen
springt hoog over hekken
en over zeven sloten tegelijk
het klopt hard, schreeuwt luid
is er even tussenuit
vol deuken, diepe krassen
van gebroken naar gelijmd
kleine stukken binnen dagen kleuren wit
het is geen leeg, maar vooral een anders
stilte vol herinneringen, een nieuw weids
voorzichtig zet ik stappen door nat gras
het frisse van de dag binnen minder licht
mijn ogen die nog slapen, moe van waken
het besef dat het slijt tot voorbij tevreden
waar iets schuurt soms over verder glad
tussen takken vol weleer schuurt het
zand straalt naast pasgeboren zon
waar de lente kussen wil en ik twijfel
naast mij zit alleen alleen, ze kijkt
ver voor mij uit naar de leegte, het grijs
naar het immer onderweg zonder thuis
achter een ooit wellicht verscholen
het is niet dat het anders was
dan al zo vaak gezien, die frisse wind
onder een felle zon, zo’n dag vol buiten
ik, daarentegen, herkende mij in niets
was het kwijt, alsof ik sliep, verdwaald
mijzelf niet goed meer wist
een natte herfst vlak voor grauwe zomer
met een grasland zonder groen
en één boterbloem, alleen
je rook genoeg, maar zonder te voelen
ik zal toch ooit weer eens – misschien
groen voedde open ogen
hongerig naar ver en weids
bovenaan bleek je daar toch
de hele dag leek je vergeten
wilde ik dit alles met je delen
liep zwijgend naar beneden
er liggen takken in de tuin
in alle maten
opgeraapt, buit gemaakt
bewaard voor later
de rondes met de hond
haar takken liggen
onder blad
te vergeten
tot vergaan
ze lag daar en ik keek
wie zacht van haar vrat
het waren vele weken
dat al haar weke delen
in stil te verweren lag
je hoorde maden knagen
haar binnenin verdween
tot aan enkel brozig been
verwerd zij haar rottend lot
het hier en nu is wat bestaat
spreekt de zon voordat ze gaat
zij kust mij vlug op mijn gelaat
ik steel snel haar laatste stralen
wat je zoekt, vindt jou
dus blijf staan en
laat denken gaan
achter twijfels aan
kijk iets voorbij het niets
waar al je straks verschijnt
op een bank
tussen zand en zout gezeten
begreep ik het ineens
heel even
het gemis
naast onzeker
greep naast de rust
deinde op ziltig schuim
mee met grijze schemer