je glijdt weg in de verte
het laatste licht vaart mee
achter ons morgen aan
de nacht mag voor ons waken
sterren sterk tezamen laten staan
naast een versgebakken maan

Gedichten die jou raken waar het hoort
je glijdt weg in de verte
het laatste licht vaart mee
achter ons morgen aan
de nacht mag voor ons waken
sterren sterk tezamen laten staan
naast een versgebakken maan
een paar laatste zinnen
voor het slapen
omdat ik de zin niet heb
ondanks gapen
en mijn zinnen verzet
in leeg van lakens
droom ik mee op de zin
van zijn
verstopt in onuitgesproken dool ik
schop schamper stenen voor mij uit
zwijg mijzelf aan in lonkend donker
vervolg mijn lopen door onbewogen
de tak naast het blad brak zacht
sappig dras droeg vertraagde pas
tranen dwalen over vale jas
deze nacht behoeft geen ster
vloeit veel te fraai in duister
gelukkig was jij er wel, hoog op het dak
je bezong de schemer luid in jouw licht
het was alsof je huilde met een snik
ongehoord en ongezien, haast desperaat
zag ik je schitterend verstillen tot niets
bladstil, luid komen vragen aangevlogen
klauwen grijpen takken welke kraken
net als botten bijna breken, snerpend
avond, warmte kruipt traag onder asfalt,
schuilt tussen de bomen en de struiken,
net als somber achter ogen sluipt, tergend
en ik, in deze broze kilte van de nacht
kleef het verlangen naar jouw mooist, je zacht,
net als kauwgum onder zool, verberg het
in het laatste stuk van de dag
zwermen zij klagend samen
kruipen kermend op een koude tak
zwart schuilt dapper voor de nacht
ik draag jullie bang wel
mee met mijn alleen
slaap zacht
het lag zo helder voor de hand daarnet
aan de randen van rimpellozig later
stond ik weer wat roerloos wat te staren
grauwe ganzen gleden boos te water
kroost tussen de ouders in gedragen
stilte dreef waar ze pas waren
over het eerlijk en het koud gedreven
leefde liefde door, ook in de schemer
over schaduw van een vaal verleden
zo in de nacht met wakker brein
suizen wielen over asfalt
kruipen poten door het gras
danst blad haar laatste dans
op deze plek nochtans verbleven
helder denkend onder spaarzaam licht
komt nog dit laatste schrijven even
voel ik mijn donker zo in dit gedicht
onverhoopt sloop een spoor
van onteerde weifeling
door donkere kamers van
dit bloeddoorlopen lijf
een slingerende lijn
vol vertreuzelend slijm
gelardeerd met intentie
glom zacht, schaamtevol