heel even eerlijk nu, je had gelijk
ik jaag mijn honger na, een duister
drink graag de pis, knijp puisten
krab de korsten van vanonder
vreet rauwe rand van gapend gat
ik leef als een made, zonder verzadigd
zie zelfs mijn eigen sterven gaarne
want ik wil hier helemaal niet zijn
onderga lijdzaam laatste dagen
loop ietwat krom van vals venijn
Tag: donker
Weg
over zompig land verdrink ik
waai wat tussen bomen
zie hoe donker lonkt
tussen bladerdek verstoken
of in de kilte – ondergronds
een ongezien voor even
is wat ik nu voor immer wil
Licht
je ziet hoe licht breken kan
bij het kruipen van de dageraad
met het sluipen van de schemer
tussen wolken, over golven
in lange repen door de ruit
wat zou donker doen in duister
legt het de oren slechts te luister
prikt wat dommig met zijn zwart
alleen maar gaten in mijn hart
is dan gebroken licht pas uit
Dolenden
je ziet ze lopen en herkent ze meteen
de scheve glimlach zonder tanden
holle ogen zonder weerspiegeling
twee zwarte gaten in een lege doos
je zou, erin gekeken, geen morgen zien
alleen de vergeelde plaatjes van weleer
tussen dode vliegen zonder vleugels
ik duik weg in nat gras, schuil achter bomen
ze dolen op zoek naar wie durft te vragen
hoe het ze vergaat, dat je blijft om te praten
ze zuigen je goed op, schenken je maden
Binnen
binnenin zal donker blijven
ongeschikt om naar te kijken
schrikt soms op mijn dapperst af
in zijn veel te brede lach verpakt
stralen zon laf over grauw geplakt
draag ik hem met mij mee – zal zien
hoe koest mijn woest zich houdt
of opeens naar buiten braakt
binnenin zal donker blijven
en teveel voelen van wat rot
in koude ogen van wie zwijgen
lijden verstilde woorden tot
Licht
het was er altijd al, na de zomer
verdwijnen met het licht in korte dagen
nachten vol van twijfelen en draaien
alsof in donker denken luider klinkt
het zal wel bij mij horen, het dwalen
ik zoek het op zonder willen vinden
kruip eronder en kijk het verslagen aan
laat mij vallen in haar grijpen
Zwart
de tak naast het blad brak zacht
sappig dras droeg vertraagde pas
tranen dwalen over vale jas
deze nacht behoeft geen ster
vloeit veel te fraai in duister
Eenzaam
hij danst met mij, de nacht
lonkt met al zijn duister
luistert hoe ik huiver
met hem volgezogen raak
ik wil mijn eigen donker in
voelen waar het rot en riekt
onder grauwe tegels woelen
tussen vuile groeven bloeden
krassend op mijn dwaas
ik wil mijn zwartst, het rauw
dat kale koude nat
waar mijn ik onveilig zat
eenvoudig huilen in de hoek
tot aan voorvoelen van het lot
wil ik het einde zien, de muur
guur verkillen in een niets
weten wat ik uiteindelijk mis
een eeuwig zonder jou
met mijn versteend alleen
Wakker
uitgeknepen ogen spreken boekdelen
dwalen door velden vol onzekerheden
immer ontevreden, zoeken leegte, stilte
onbegrepen smelt dit donker in de zon
Poel
dans tot de dag volgt na het donker
op mijn nochtans onbevangen rimpeling
onderhuids gedonder druist tegendraads
verlicht leed lijkt betraand te verbloeden
vloeiend verbonden met dat wat onder is
zonder zien voelt stilte zoveel harder
verzegelen vliezen schone diepten
zakken zorgen weg in zompig zand