Buiten

alle ramen netjes afgesloten
geen tocht en toch gevlogen
weggevlucht in onvertogen

onder hagen vol verzwegen blad
wroette jij naar wat er al niet was
wist ik maar waar nu je twijfel zat

schuil nooit in het eigen zacht
jouw breekbare verenpracht
breek uit – zweef op de lach

Weg

tijd spreidt zich voor mij uit
als een tapijt, er is teveel van blijkt
ik ben blij met dit vrij zo het nu lijkt
er ligt zoveel teveel niet te ontwijken

bulten taken prijken boven broos
ik moet niet zeveren en zeiken
zal er morgen eens naar kijken
mijn brein met wandelen verrijken

Avond

hij verdween graag in avonden als deze
fris, bekleedt met net voldoende warm
voor net met zonder jas bij gezwinde pas

het fluister van de schemer, bezongen
in het laatste druk van mussen in een haag
of merels tussen takken – voor ze gapen

error: De inhoud is beschermd !!