je glijdt weg in de verte
het laatste licht vaart mee
achter ons morgen aan
de nacht mag voor ons waken
sterren sterk tezamen laten staan
naast een versgebakken maan
Tag: nacht
Zwart
de tak naast het blad brak zacht
sappig dras droeg vertraagde pas
tranen dwalen over vale jas
deze nacht behoeft geen ster
vloeit veel te fraai in duister
Huiver
daar was het dan, een sluwe slang
langs mijn rug, niet te duiden huiver
het bijt in mijn nek dwars door denken
knaagt door het vel, slurpt van binnen
zuigt me leeg – net nu ik zo sterk was
ik laat het maar gebeuren, we zien wel
het ligt bij mij, schurkt tegen me aan
fnuikt schamper en gaat slapen
Kauwen
in het laatste stuk van de dag
zwermen zij klagend samen
kruipen kermend op een koude tak
zwart schuilt dapper voor de nacht
ik draag jullie bang wel
mee met mijn alleen
slaap zacht
Vroeg
overtollig denken
schenk ik de nacht
al was deze dag
nog niet uitgedacht
de verdiende slaap
die ik nu ga halen
zal mij rijkelijk
terugbetalen
in kracht
Vertrouwen
niettemin geloof ik vooralsnog
weliswaar met ook een maar
hier en daar een paar
nochtans in volle overgave
in de kracht van de nacht
tot aan de dag met een lach
Vermanend
met haar bleke snoet kijkt ze pedant
al het dromen uit de mijne
loop ik hier maar wat doelloos rond
ontkom niet aan haar schijnen
Verstapt
zal ik maar eens slapen dan
na bijna dertigduizend stappen
hard gelach, na flauwe grappen
voel ik het lijf langzaam verslappen
zoekt mijn hoofd een donker als zijn thuis
Verlangst
nu mijmerend de langste dag
haar laatste licht zo traag verstrijkt
begrijp ik hoe ook dat wat ligt verdwijnt
blijft de nacht in schemeren verscholen
door aanstaand gloren reeds gestolen
wacht mijn alleen hier op jouw lach
Poel
dans tot de dag volgt na het donker
op mijn nochtans onbevangen rimpeling
onderhuids gedonder druist tegendraads
verlicht leed lijkt betraand te verbloeden
vloeiend verbonden met dat wat onder is
zonder zien voelt stilte zoveel harder
verzegelen vliezen schone diepten
zakken zorgen weg in zompig zand