vannacht vloog ik even naar mijn dood
ik zag hem voor mij liggen, levensgroot
een brede glimlach om een oude mond
na een bestaan wat hij zowaar verslond

Gedichten die jou raken waar het hoort
vannacht vloog ik even naar mijn dood
ik zag hem voor mij liggen, levensgroot
een brede glimlach om een oude mond
na een bestaan wat hij zowaar verslond
ze keek als doffe glazen voor de afwas
alsof ze nog niet af was, liep zwijgend
ongewis van mijn gemis
verkoos ze levenloos aan zijn klauw
dichte mist dreef door haar haren
ze leek kwijt, wat het hare was
telde slechts knopen in zijn pas
gekooid in een nooit meer mooist
de glans van toen viel weg in zwart
verdween tussen gebarsten tegels
gebroken in zijn nog te bouwen val
de rotte grijns droop vettig van je gal
hoe hoog hij vloog waar ook de kou was
op ijle lucht onder zijn oude vederpracht
zo klein lag daar de stilte, draaiden dagen
zou men het kraken horen van zijn hart
willen weten waarom hij zo graag zweefde
dat in het ver en boven tranen droogden
vlak voor ze zouden vallen in het geniep
een paar laatste zinnen
voor het slapen
omdat ik de zin niet heb
ondanks gapen
en mijn zinnen verzet
in leeg van lakens
droom ik mee op de zin
van zijn
liever leefde ik te paard
dagenlang onderweg
slapen onder sterren
met de tijd te genieten
te weten waar je wacht
onder dezelfde manen
in het gedeeld gelijk
af en toe wil ik anders, helemaal
elders slapen als hond bijvoorbeeld
geaaid door lange nagels, hoofd op schoot
als buizerd zweven op de schemerzucht
opstaan in het hoofd van de gekke filosoof
klimmen tegen bergen op geitenpoten
zonder gister in een nieuw vandaag
waar ik als mij nog niet bestond
je hand dwaalde
liet mij achter
in het wachten
op het zachte
vannacht zou vinden
wat het zocht
de haren op mijn huid
voelden de warmte al
die overkomen zal
een klateren van tintelen
deed mij sidderen
in deze hete pan van lust
daar lag ik dus
met duister omhuld
in ongeduld,
jou en alle tijd
mocht ik nog een superheld worden
tussen nu en mijn wisse dood
dan wil ik de superkracht
op twee plaatsen tegelijk te zijn
de dagen dubbel en dwars ervaren
zonder de problemen
van gewone burgers dan
op een terras blijven hangen
én op teams uitgebreid vergaderen
rustig boodschappen halen bij de Jumbo
én een heel seizoen van Vikings kijken
de was opvouwen inclusief sokken zoeken
én uren met jou zoenen op een strand
we zoenen zachtjes, onbeholpen
in dwaze hapjes door de nacht
je lacht om stomme grapjes
in verlegenheid bedacht
tegen stiltes die om vragen vragen
vrijen wij ons geweten zoek
daglicht raakt ons klamme naakt
alsof deze droom het nu verdraagt
haal mij even uit mijn hoofd
en laat me de dingen doen
die op oude lijsten staan
achter mij aangeslopen
terwijl ik ze zo slinks ontwijk
met mijn slaafse schrijven
zit ik staren om het blijven
in het broeden op mijn denken
vink ik wat taken af – straks