het zal niet meer zo schrijnen
minder veinzen van het blij
verfluiten van een nabij huilen
wegkijken bij vragen hoe het gaat
een sodemieter op zwijgen
indien dichtbij – dat rechte eind
pulkend aan de laffe rafels
of een pas gedroogde korst
ze mogen vaker binnen kijken
er lijkt gestoft, gezogen, gepoetst
ik lig gerangschikt over planken
op vergeelde vellen oud papier
Maand: april 2024
Man
de man die daar lag
moest eenzaam zijn
toen alles klopte nog
maar snel verdroogde
hij leek warm, ooit
voor wie streelde
wie wilde vragen
het was nu te laat
je zag hem thuis
boek van de plank
kalm in de hand
zichzelf verzwijgen
Wandel
het zal lopend zijn
naar hoofd leeg
ziel onder arm
vluchtend in
weg van alles
dit daar vinden
vaak alleen
soms samen
en met jou
Willen
ik wil je in het volste licht
jouw luidste luid met ogen dicht
de wind wild door je haren
en zomerregens over huid
ik wil je in het fijnste fel
hangend aan mijn armen
je zien bijten op de onderlip
dampend van verlangen
ik wil je op je allerzachtst
de laatste kus voor slapengaan
het kalme strelen bij ontwaken
en dan vertraagd herhalen
Fraaier
jij maakt mijn later fraaier
kleurt het nog ongeweten in
en op deze onbeleefde dagen
geef jij al dat wat daar is zin
Manen
nu de maan al volop op is
aan staat samen met de laatste zon
en jij mij minder lijkt te missen
dagen vult met voor het ons begon
Overdacht
dat mijn denken voor mij uit loopt
weet ik
probeer ze maar eens bij te houden
de nog niet gedurfde dromen
waar de twijfel
met de mitsen en de maren
samen strijden om gelijk
Mees
hij schittert in mijn oor
al lang wakker nu ik stoor
zijn laten horen dat hij is
bestaat, zich horen laat
voor wie zwijgt of luistert
zo nooit verloren gaat
Tijd
ze was slechts gedacht om te verklaren
deze plaats van hier op aarde
tussen wat al zoveel langer draaide
het om ons heen te vatten in het platte
ze sneed dagen los van nachten
en kneedde er seizoenen van
het leek zo mooi te kloppen
een schrikkel hier en daar gelaten
je kon het snijden
in kleine reepjes
proppen in blanco hokjes vrij
maar wat leeg is moet gevuld, geplukt
zo lopen we slaafs achter haar aan
aan het onzerwij voorbij
Las
ineens gespleten tussen weten en vergeten
mijzelf vergeven om te leven
mag ik je lezen, eenvoudig geven wie ik ben
met mijn altijd maar ontbreken
is het teveel alleen maar nooit vergeefs