Minderen

het zal niet meer zo schrijnen
minder veinzen van het blij
verfluiten van een nabij huilen
wegkijken bij vragen hoe het gaat

een sodemieter op zwijgen
indien dichtbij – dat rechte eind
pulkend aan de laffe rafels
of een pas gedroogde korst

ze mogen vaker binnen kijken
er lijkt gestoft, gezogen, gepoetst
ik lig gerangschikt over planken
op vergeelde vellen oud papier

Willen

ik wil je in het volste licht
jouw luidste luid met ogen dicht
de wind wild door je haren
en zomerregens over huid

ik wil je in het fijnste fel
hangend aan mijn armen
je zien bijten op de onderlip
dampend van verlangen

ik wil je op je allerzachtst
de laatste kus voor slapengaan
het kalme strelen bij ontwaken
en dan vertraagd herhalen

Tijd

ze was slechts gedacht om te verklaren
deze plaats van hier op aarde
tussen wat al zoveel langer draaide
het om ons heen te vatten in het platte

ze sneed dagen los van nachten
en kneedde er seizoenen van
het leek zo mooi te kloppen
een schrikkel hier en daar gelaten

je kon het snijden
in kleine reepjes
proppen in blanco hokjes vrij
maar wat leeg is moet gevuld, geplukt

zo lopen we slaafs achter haar aan
aan het onzerwij voorbij

error: De inhoud is beschermd !!