Bestaan

besta je wel genoeg vroeg ik mij af
ik liep door leeg land onder vol grijs
jou in mijn gedachten en vergat
ik vergat te kijken naar het weidse
te verblijven zonder het besef van tijden

besta ik wel genoeg vroeg ik mij af
beleef ik al mijn nu en hier
of ben ik alsmaar toen en daar
met jouw warm nog aan mijn hand
zo hard wensen dat je voor mij stond

bestaan we wel genoeg en wat is dat dan
waar bewaar je alle vol geleefde levens
wanneer is iemand toch echt vergeten
hoe weten we wie werkelijk zijn geweest

bestaan huist in de harten om ons heen
in datgene wat je iemand gaf
van zilte traan tot gulle lach of enkel luister

bestaan blijft alles wat je hebt gemaakt
schuilt bij een ieder die je hebt geraakt
door al het jou te durven zijn, zonder huiver

je bestaat uit hoe jij het leven hebt geleefd
en blijft bij wie dit immer zag en om je geeft

Hoe het is

hoe het met mij is werd er gevraagd
en ik zei goed, bijtend op mijn onderlip
het was niet gelogen, gekleurd wellicht

goed dat er rustig is in lijf en geest
goed dat er aandacht is voor geweest

je blijkt iets te slijten tussen manen
verbleekt in het licht van lange dagen
maar ik blijf nog altijd met je praten

hoe lang zwijgt je iemand dood
voor hij luistert en zij stil verdroogd

Hypothetisch

je wentelen in prikkeldraad en een berg af
vastgebonden aan een boom, een week
op topsnelheid over tweebaansweg
zoeken naar tegenliggers die lonken
dan een slinger aan het stuur en gaan

een minuut werkelijk in vuur en vlam staan
verblijven tot je ruikt dat stukjes gaar zijn
op de bodem van een sloot onder ijs gaan
ineens naast jou zitten op een druk terras
en dan weer voelen hoe het is te leven

Jaren

ik zie aan mijn handen dat het er is
oud, durf het de spiegel niet te vragen
onderhuids zal ook een drama zijn
het klopt, klaagt, zucht, verdraagt

het pruttelt, schokt, reutelt, kraakt
kreukelt, kreupelt, rimpelt in volnaakt
vol met vlekken, deuken en strepen
alsof mij dat zo fraai staat, vleesrepen

het kind wat er woont, in zichzelf praat
trapt tegen schenen, nog altijd kwaad
je ziet hem staren door mijn ogen vaak
hij telt mij vast af, zonder mededogen

Mijn alvast sterven

nu ik dood ben, voor jou alvast
vraag ik mij af hoe kort mijn lijden was
krasten mijn nagels even aan de kist
voor mijn lijf het op ging geven
sprak ik nog zacht en rijmde dat
vanuit het eenzaam daar beneden

of zette je de fik erin, zat kil op afstand
de laatste rum met honing in je hand
zong je een luid tabee, goodbye, vaarwel
het zal geknetterd hebben wel
mijn grijze haar op vettig vel
stinkend naar een grijs verleden

trapte je de kolen plat, mijn broze bot
bleef je stil even zitten tot
mijn laatste doven en vergeten
spoelde ik weg met frisse regen
of vervloog ik, kort van stof

error: De inhoud is beschermd !!