ik wilde vroeger mijzelf graag zijn
was best tevreden
mijn zacht, verlegen, pas spreken
nadat ik iemand had begrepen
gaf gul dat wat ik zelf zo zocht
in de ogen die voorbij mij keken

Gedichten die jou raken waar het hoort
ik wilde vroeger mijzelf graag zijn
was best tevreden
mijn zacht, verlegen, pas spreken
nadat ik iemand had begrepen
gaf gul dat wat ik zelf zo zocht
in de ogen die voorbij mij keken
binnenin zal donker blijven
ongeschikt om naar te kijken
schrikt soms op mijn dapperst af
in zijn veel te brede lach verpakt
stralen zon laf over grauw geplakt
draag ik hem met mij mee – zal zien
hoe koest mijn woest zich houdt
of opeens naar buiten braakt
binnenin zal donker blijven
en teveel voelen van wat rot
in koude ogen van wie zwijgen
lijden verstilde woorden tot
hij lag stil op schoot
mijn eindig – de dood
ik streelde broze haren
ze braken af
streek vingers over koude huid
het was te laat
gaten vielen gapend
maden vraten schrapend
ik rolde mij
in oude klamme lakens
zodat je het niet zag
straks
alleen mijn zijn zou weten
het levend, de hete adem
de lach na mijn verlegen
de stad was somber boven glad
dood blad kleurde grauwgrijs bruin
zij moest toch wat
sluiers nat streken over gele gevels
verleden droop minzaam tussen tegels
ze keek niet op naar mijn voorbij
bleek al opgegeven door de tijd
vergeten, vergaan in haar verloren
behoorde niet langer tot morgen
twee oude blikken en een touw
van raam naar raam
wie hoort mij
een koker van verdraaid karton
hol en laag alleen je naam
door kamers dragen
schreeuwen tegen muren vol berouw
de echo horen sterven tot
ik ook van jou
navel staren in gehard glas
waar alles vindbaar was
tot aan je zwijgen
dikwijls loopt mijn denken weg naar toen
ik was nog niet half de man van vandaag
legde lappen hard over weke delen
tot ik brak in de dag, jij mijn wroeten zag
het geploeter door verlegen, de schroom
te tonen hoeveel leeg er in mij woonde
ik leefde achter de schijn van laffe lach
jij bracht mij boven – zette binnen buiten
liet mij laven aan licht van eigen zijn
ik vraag mij wel eens af
wat er anders zou zijn geweest
als ook toen anders zou zijn geweest
wie ik dan nu was
en waarheen onderweg
de rust gevonden had ik niet
dat zat destijds al veel te diep in mij
al was het toen anders gelopen
dan nog was ik verloren
ik leef nog met hem in mij, mijn kind
hij voelt zich ongehoord en ongezien
buiten alles, altijd en iedereen, alleen
hij vraagt te vragen, in zijn verlegen
een arm, een laten voelen te bestaan
het besef van zijn pijn te willen weten
verder wil ik hem wel eens vergeten
ik had vroeger
een tam kauwtje
meegenomen uit haar nest
ze leek verlaten
al bleek later
dat moeder eten halen was
ik had haar lief
bracht haar thuis
dacht ik
maar ontnam het
voel jij jou ook soms
opgesloten in alle vrijheid van de hypotheek en wat er allemaal zo nodig moet nog tussen vandaag en eenzaam sterven, al het ongekende wat steeds dichter op je huid kruipt, zoals opengekrabde muggenbeten kunnen schrijnen en jeuken tegelijk tot aan bloedens toe
dat wanneer je alles nu vandaag niet plukt, vreet, ziet, weet, kust, streelt, hoort en speelt het straks eenvoudigweg te laat is, de tijd verspeeld, weggegeven
je nog gebukt met de rollator strompelt met gemopper voor alles uit wat je spijt in plaats van glunderen achterom te kijken naar volmaakt voltooid tevreden
of voel jij je anders ook