daar kwam ineens een vlaag voorbij
een zuchtje heimwee naar jou en mij
het waaide kil dwars door mijn hart
met toch altijd nog dat gapend gat

daar kwam ineens een vlaag voorbij
een zuchtje heimwee naar jou en mij
het waaide kil dwars door mijn hart
met toch altijd nog dat gapend gat
oude vrienden
laten schaamteloos
stiltes vallen
tussen verse glazen bier
tikken op je schouder
en wijzen
zonder woorden
op gedeelde smart
van in te houden adem
bij het passeren van
lang verleden tijd
vroeger liep het water
op zaterdagochtend
je al in de mond
want was er pas laat
laat in de avond chips
dat was afzien
nu elke stap een trede lijkt
jij mij blijkbaar niet begrijpt
op het pad wat wij betreden
iedere stap naar achteren blijkt
zo bedorven is, niet langer rijpt
maar de hang naar het verleden
in mijn oude kamer ruik ik
de dekens waar ik onder beefde
de engste dromen stil beleefde
over wat ik nog niet wist
las ik uren over ruige oorden
getooide hoofden, moordlustig moordden
bloed spatte om nog natte oren
in mijn oude kamer schuil ik
luister naar het stoppen van mijn adem
voel het bloed haar stromen staken
ik koester de voorbijgevlogen dagen
zie hoe ze ons zijn hier samen maakten
ik wil wel weer eens kussen
alsof het de eerste keer was
pasgeboren tranen janken
tussen alles wat mij lief is
ik wil wel weer eens vrijen
zonder kennen van het einde
blij alles om mij heen bedanken
en lijden onbekend terrein is
Weet je nog hoe vroeger rook
de deken waar de tent van was
over stoelen van de eethoek
en niets anders te beleven
dan samen zijn alleen
Of waar je verstopt zat
zodat niemand je kon vinden
behalve moeder dan
die alles altijd zag
Weet je nog waar je speelgoed stond
met je auto die zo soepel reed
hoog stuiterde op perfecte veren
Het deksel van de koek
even sissen voor het sluiten
want dat moest je destijds
voor altijd verse
waarom was vroeger er eerst
kwam besef veel te laat
bleef een zuurverdiende les
stoffig achter in de la
waarom komt later pas straks
net na de onverwachte kater
en het proeven van de leegte
uit dit ongewassen glas
was alles nog maar tastbaar
niet zo met mist behangen
afgevlakt herinneren
zonder de kleur van nu
was alles nog maar onbedoeld
enkel het heldere verlangen
zinderen tot aan de kruin
die verwondering na een natte kus