we zoenen zachtjes, onbeholpen
in dwaze hapjes door de nacht
je lacht om stomme grapjes
in verlegenheid bedacht
tegen stiltes die om vragen vragen
vrijen wij ons geweten zoek
daglicht raakt ons klamme naakt
alsof deze droom het nu verdraagt
we zoenen zachtjes, onbeholpen
in dwaze hapjes door de nacht
je lacht om stomme grapjes
in verlegenheid bedacht
tegen stiltes die om vragen vragen
vrijen wij ons geweten zoek
daglicht raakt ons klamme naakt
alsof deze droom het nu verdraagt