Sterf

wat als ik ineens daar dood voor je lig
ingeslapen of ineengestort, er niet meer
mijn blik vervaagt naar het eeuwig staren
is het teveel gevraagd mij gewoon te laten

te laten liggen waar het mijn over was
verdrogen aan de lucht en in het licht
laat ze maar happen van mijn ogen
graven door mijn vel, dat wil ik wel

zichtbaar versterven tot aan mijn bot
bleken met de zilte wind, de zomerzon
tot aan mijn laatste kootjes vervlogen

in de bek van een tevreden vogel
ben ik eindelijk het niets, mijn zijn
zou jij dat voor mij willen doen

Eindig

sterven zal ook hij die volop graast
van de dagen, de nachten, het waken
voor het verslapen van de tijd

die bloemen vreet en vertes treedt
angsten simpelweg vergeet
ook zijn dood komt naderbij

zijn mond zal verdrogen tot donker
de twinkel in zijn oog versmelten
met koude en klamme gronden

maden weten raad met dit oud vel
ooit gevuld met passie en de lach
nu vol verrot maar zonder spijt

Einde

waar ben ik bij de allerlaatste
hartklop, adem, gedachte, pijn
loop ik over hoge toppen
of val ik klunzig in een gat
over gladde rand gekeken
of gewoon te diep in glas
stikkend na een sigaret
of eenzaam in gedachten
of met glimlach en een traan
vlak na je allerlaatste kus

Begrip

onder onbegrepen besta je blijkbaar
van het nu tot aan het ooit

onderga jij lijdzaam met de zon
of staat bleek op naast de maan

verdrijft met al het zonderlicht
een aloud antwoord op waarom:

doorleef hier en nu tot aan het grote niets
laat jouw laatste zucht tevreden klinken

weet dat het de liefde is
waar al dit wij om draait

Sterven

Zal mijn sterven dan al langzaam op gang gekomen zijn
zo na mijn negenveertig cirkels rond de aarde
de helft moet ik nu welzeker al hebben genoten.

Ooit moet ik erin en dat zal korter duren
dan hoelang ik er tot nu toe was.
Ongeduld klopt luid in brakke kas
kamers stromen over teveel groots en onbereikbaars

Een sterke arm vol van luister en begrijpen
trots om mijn vermoeide zijn geslagen
Of één lange dag nog enkel zwijgen op je zachte borst
wanneer je nagels stil mijn oude lijf behagen

Toen

als kind stond je gewoon op en veroverde je een hele wereld op enkel rubberlaarzen door de blubber van straten tussen ooit eens af te bouwen huizen

en at je tussen de middag wel zes witte boterhammen, dik besmeerd met echte boter en ruim beregend met bergen hagel

en je drukte ze gewoon plat met vlakke, bijna niet gewassen handen, tot ze plakten en rende het nog zo te beleven leven in

en middagen duurden heel lang daarna waarover je tussen het bij het eten en het voor het slapen gaan nog steeds niet uitverteld raakte tegen wie er dan ook maar naar je wilde luisteren

en je was zo lekker voldaan moe in bed, dacht alleen na over deze afgelopen dag en misschien een stukje morgen, al sliep je dan al vaak

error: De inhoud is beschermd !!