ik vraag mij wel eens af
wie ik zou zijn geweest
wanneer jij de afslag
in mijn leven had gemist
wat mijn nu dan was
en wie daar woonden
of ik het antwoord vond
op wat mij laat bestaan

Gedichten die jou raken waar het hoort
ik vraag mij wel eens af
wie ik zou zijn geweest
wanneer jij de afslag
in mijn leven had gemist
wat mijn nu dan was
en wie daar woonden
of ik het antwoord vond
op wat mij laat bestaan
wat als ik ineens daar dood voor je lig
ingeslapen of ineengestort, er niet meer
mijn blik vervaagt naar het eeuwig staren
is het teveel gevraagd mij gewoon te laten
te laten liggen waar het mijn over was
verdrogen aan de lucht en in het licht
laat ze maar happen van mijn ogen
graven door mijn vel, dat wil ik wel
zichtbaar versterven tot aan mijn bot
bleken met de zilte wind, de zomerzon
tot aan mijn laatste kootjes vervlogen
in de bek van een tevreden vogel
ben ik eindelijk het niets, mijn zijn
zou jij dat voor mij willen doen
sterven zal ook hij die volop graast
van de dagen, de nachten, het waken
voor het verslapen van de tijd
die bloemen vreet en vertes treedt
angsten simpelweg vergeet
ook zijn dood komt naderbij
zijn mond zal verdrogen tot donker
de twinkel in zijn oog versmelten
met koude en klamme gronden
maden weten raad met dit oud vel
ooit gevuld met passie en de lach
nu vol verrot maar zonder spijt
waar ben ik bij de allerlaatste
hartklop, adem, gedachte, pijn
loop ik over hoge toppen
of val ik klunzig in een gat
over gladde rand gekeken
of gewoon te diep in glas
stikkend na een sigaret
of eenzaam in gedachten
of met glimlach en een traan
vlak na je allerlaatste kus
uitgevlogen verschrompel jij tot stof
zonder je gezang te laten horen
afgedankt en pasgeboren
had jij bij aanvang reeds verloren
onder onbegrepen besta je blijkbaar
van het nu tot aan het ooit
onderga jij lijdzaam met de zon
of staat bleek op naast de maan
verdrijft met al het zonderlicht
een aloud antwoord op waarom:
doorleef hier en nu tot aan het grote niets
laat jouw laatste zucht tevreden klinken
weet dat het de liefde is
waar al dit wij om draait
schrikken doe ik niet meer
eenmaal uit de kleren
heb ik leren accepteren
ook te slijten in dit vel
al wist ik dat al wel
negeer ik mijn verval
zal sterven mettertijd
in het harnas blijken
mijn overwonnen lijden
Zal mijn sterven dan al langzaam op gang gekomen zijn
zo na mijn negenveertig cirkels rond de aarde
de helft moet ik nu welzeker al hebben genoten.
Ooit moet ik erin en dat zal korter duren
dan hoelang ik er tot nu toe was.
Ongeduld klopt luid in brakke kas
kamers stromen over teveel groots en onbereikbaars
Een sterke arm vol van luister en begrijpen
trots om mijn vermoeide zijn geslagen
Of één lange dag nog enkel zwijgen op je zachte borst
wanneer je nagels stil mijn oude lijf behagen
als kind stond je gewoon op en veroverde je een hele wereld op enkel rubberlaarzen door de blubber van straten tussen ooit eens af te bouwen huizen
en at je tussen de middag wel zes witte boterhammen, dik besmeerd met echte boter en ruim beregend met bergen hagel
en je drukte ze gewoon plat met vlakke, bijna niet gewassen handen, tot ze plakten en rende het nog zo te beleven leven in
en middagen duurden heel lang daarna waarover je tussen het bij het eten en het voor het slapen gaan nog steeds niet uitverteld raakte tegen wie er dan ook maar naar je wilde luisteren
en je was zo lekker voldaan moe in bed, dacht alleen na over deze afgelopen dag en misschien een stukje morgen, al sliep je dan al vaak
hou mij vast
op ons gedraal
rondom de zon
vier dit wonderlijk bestaan
nu elk moment ons verrast
dit wij zopas begon
kijk mij vol verbazen aan
en laat je los