zoveel meer
dan het
mocht zijn
niets minder
dan teveel
veel eerder
dan te laat
Tag: vragen
Afslag
ik vraag mij wel eens af
wie ik zou zijn geweest
wanneer jij de afslag
in mijn leven had gemist
wat mijn nu dan was
en wie daar woonden
of ik het antwoord vond
op wat mij laat bestaan
Thuis
achter deze deur woont een zonderling
ijsberen door de keuken, staren uit het raam
doorbreken een stilte welke dagen hangt
tussen alle helium gevulde vragen
opeengepakt onder somber betonplafond
waar hij vanavond weer net niet bij kan
Vragenuur
heb je dat ook wel eens soms
de dag lacht je aan, fluit je uit
je ogen knijpen in te felle zon
de stilte stuit tegen te koud vel
het gevoel wat je bekruipt
niet kunt duiden, je verstomt
lijkt te graaien in al lege buik
je hoofd vol gooit met vragen
ik heb soms van die dagen
Waarnaar
ik vergreep mij vast aan onbegrip
rauwe randen sloegen gapend gaten
in de onverharde wegen
van mijn zozeer verkleumde zijn
laat dan toch maar los wat
nog niet gevonden was
Somsen
je hebt soms van die dagen
dagen die ineens vertragen
het licht lijken weg te dragen
naar waar een ander woont
lig ik mij weer af te vragen
zijn daar ook van deze dagen
soms
Sip
je drupt ook weer, in deze lange nacht vol open ogen tussen diepe zuchten steeds zacht op mijn brakke lekke dak,
irritant en rustgevend tegelijk
loop jij in lange lome banen langs dit vege versleten rimpelige lijf, als loze tranen of doffe parels vol angst,
koud en verfrissend eveneens
verdwijn je dan plompverloren met een plons snel weg in de verborgen diepten waar ik gelukkig met of zonder wie dan ook nog nooit was, op vage laffe afstand gehuld in de zwavelige dampen van het ontwijken zoals ik je jouw nu eenmaal ken
en rode ogen beide tenten sluiten
Gestapeld
zoveel woorden die nog wachten
op hoge stapels in mijn hoofd
over hoe wij ooit samen lachten
zoveel woorden die nog wachten
blijven hier zweven in gedachten
nu jij ze toch niet meer gelooft
zoveel woorden die nog wachten
op hoge stapels in mijn hoofd
Klim
Bij iedere trede
steil omhoog
of naar beneden
kom je dezelfde
vent weer tegen
vragende blik
zoekt zijn weg
naar antwoord
op: “wie ben ik”
Vraag
vragenvuur
je danst dapper dwars
door mijn lekke denkdak
stuitert in mijn volle mond rond
in kille doodse stilte immer ongestild
mijn lijf ijverig te blijven treiteren
stokstijf versteend staand tot
aandacht je dan toch maar
gaan laat, het antwoord
op vergeelde prop
in je kontzak