op sterven na groot
deels nog ongeboren
dodelijk nieuwsgierig
redeloos verloren

op sterven na groot
deels nog ongeboren
dodelijk nieuwsgierig
redeloos verloren
Voel hoe dit lijf lijdt onder deze dageraad
wenst dit wezen, nog even ongewekt verbleven
opgewekt gekwetter ongehoord, onverstoord
dus, houd even nog je grote bek!
rauwe bonken binnen warme stramme vezels vlees
liggen net zo heerlijk oud te vrezen
dekens dekken duister denken toe
luister hoe hard het donker fluistert
suist vergaan vertier en schaterlach
achter zware kloppen van het hart
beukt tegen bekrast oud schedeldak
vergeven krachten breken krakend
golvend zwart braakt kou vanbinnen
over verslagen vragen van weleer
de grijze duif hield zich aan zijn rauwe klauwen
vast aan loden goot tot hij dapper besloot,
hardleers als hij was, op de vlucht te slaan
wijds spreidt zijn verstoft verenkleed
scherend met de oude wangen door de wind
op weg naar dat warme wat zo buiten zichzelf was
wie houdt deze broze handen vast
als wankelen boven alles staat
mijn rug zich niet meer rechten laat
gebukt dit leven verder gaat
wie ben ik dan tot laatste last
gaap vaak
zat op de bank
naast knikkebol
vroeger jonguh
nachten door
weet je nog?