er zit lipstick op waar ik niet meer wist
dat het zo lekker was, mijn tandeloze ik
zo spontaan in het moment, jij werd wij
je rook naar handzeep toen je je vergreep
het licht in de dag danste door de gordijnen
je zag mijn wangen tussen je dijen verdwijnen
en jij jouw jonge lijf aan het mijne wreef
met een knipoog in de lege gang verdween
Tag: oud
Ingeslapen
dank voor waar je over waakte
herinneringen die jij maakte
voor al je liefde in ons thuis
de vele harten die jij raakte
rust je nu in vredig uit
Oud
tot we enkel rimpels zijn
wil ik nog van je houden
luisteren naar jouw laatste lach
tintelen na een lange kus
je broze vingers over droge huid
met het verdriet in tere groeven
dragen ze vlekken vol verleden
aderen tikken boterzacht
tot aan het rand
van ons altijd
Sterven
Zal mijn sterven dan al langzaam op gang gekomen zijn
zo na mijn negenveertig cirkels rond de aarde
de helft moet ik nu welzeker al hebben genoten.
Ooit moet ik erin en dat zal korter duren
dan hoelang ik er tot nu toe was.
Ongeduld klopt luid in brakke kas
kamers stromen over teveel groots en onbereikbaars
Een sterke arm vol van luister en begrijpen
trots om mijn vermoeide zijn geslagen
Of één lange dag nog enkel zwijgen op je zachte borst
wanneer je nagels stil mijn oude lijf behagen
Vel
verlangeloos verhangen aan de kapstok van weleer
bungelde een oud vel alleen
je kon de krassen zien naast vlekken
met de jaren mee ontsproten na teveel fout
slechts vooruitgeschoven tijd
hier zou het verdrogen tot leder in wit led
sfeerloos, kleurloos, maar duurzaam ook
buitenkanten bleken vergankelijk te zijn
Volwassen
op sterven na groot
deels nog ongeboren
dodelijk nieuwsgierig
redeloos verloren
Ruis
Voel hoe dit lijf lijdt onder deze dageraad
wenst dit wezen, nog even ongewekt verbleven
opgewekt gekwetter ongehoord, onverstoord
dus, houd even nog je grote bek!
rauwe bonken binnen warme stramme vezels vlees
liggen net zo heerlijk oud te vrezen
Oud
dekens dekken duister denken toe
luister hoe hard het donker fluistert
suist vergaan vertier en schaterlach
achter zware kloppen van het hart
beukt tegen bekrast oud schedeldak
vergeven krachten breken krakend
golvend zwart braakt kou vanbinnen
over verslagen vragen van weleer
Duif
de grijze duif hield zich aan zijn rauwe klauwen
vast aan loden goot tot hij dapper besloot,
hardleers als hij was, op de vlucht te slaan
wijds spreidt zijn verstoft verenkleed
scherend met de oude wangen door de wind
op weg naar dat warme wat zo buiten zichzelf was
Oud
wie houdt deze broze handen vast
als wankelen boven alles staat
mijn rug zich niet meer rechten laat
gebukt dit leven verder gaat
wie ben ik dan tot laatste last