doe eens wat gemeens, schop hard
laat mij struikelen, smak! zo op het vlak
ga staan zoenen op een foto en lach
verbreek de betovering, je verovering
wees niet dat godverdomde zacht
waarin ik alsmaar smelt, weer wegdroom
alweer denk aan een leuk cadeau en zo
haal je warme handen uit mijn hart
je kookt me droog, giet mij maar af
prak mij tot moes en vreet me op
Tag: afscheid
Op
ik zal zwijgen nu blaren bloeden
onderhuids, brand mij maar weg
of rook mij zacht maar zeker uit
pak plakken vel, hang mij te drogen
tot het kraakt nog wat alleen
mij verzuchtend aan de dagen
snij met scherp in lange halen
hak desnoods met botte bijl
gooi mij in plakken in het water
ik verdwijn stil met het getij
pak een hamer voor mijn botten
veeg alle laatste resten op
zet mijn schedel in de kamer
met een kaars ergens in mijn kop
laat mij geheel en al verstoffen
vergelen en verdwijnen mettertijd
geef mijn pijp aan Gijs of Maarten
of met wie je ook je dagen slijt
Koud
het voelt dan kouder allemaal
net of dekens onvoldoende zijn
of niemand ziet dat jij daar staat
net of iets je stem afknijpt
of je vraagt om een hand
die van steen blijkt
zoekt naar die ene kus
in troebel water
Zonder woord
alleenzaam zwijg ik mij neer
keer huiswaarts, vergezeld
door kilometers vragen
vraag mij af, speel alsmaar af
wat afgelopen dagen anders maakte
zal ik verdragen, met de maden knagen
tot aan het wit, dat rauwe zonder rot
Hard
benen om mijn lijf laten blijven
nooit te verdwijnen mettertijd
noch verslappen tot laffe pap
sporen aan wat is te verstoten
fel verbranden in ons laatste licht
vergaan waar enkel wij bestonden
voorbij het voor elkaar – verslonden
versmolten tot een ziltig schuim
Vaarwel
snijdt de touwen los
duw af
en ga
lees je leven
besta
vertel later pas
wat je las
het onbekende
ik zal nooit zeggen
dat het wende
dat jij er niet meer was
ik zwaai je toe
vaar uit
ervaar
wees jij
kom thuis
Weg
hij liep over van de leegte
draalde door zijn eigen niets
immer staren in het ongezien
vond hij het reeds verloren
Vlak
op de vlakte
een paar zinnen
in die zin
is ze bereikbaar
ondiep en helder
ze stroomt luid
laat haar vatten
binnen kaders
van de vrijheid
spat op steen
Afscheid
je zag haar lopen daar beneden
iets gebogen
ze leek vertraagd te gaan
daar – beneden
voorover over eenzaam zand
liet ze passen achter op nat strand
ze verdwenen met het rauwe sop
koud water likte laf
aan al haar later
ze liep het leeg in, de zee van niets
snoof tranen weg
met ingehouden adem
Wegwezen
de mast van haar schip
zakte traag weg achter water
verdwenen met een ander later
in de zon mee, naar de schemer
en de nacht
op de vlucht of vredig verzeild
zal daar haar waarheid wonen
weg van het lief, al het liegen
bleek leven zacht waar het rot