ze zwom rustig door stil verdriet
trok lange banen met trage slagen
rode ogen dreven in het koude niets
ze zocht naar eeuwenoude vragen
een tocht waar zij de diepte dronk
het donker lonkt, een bed van zand
ze draaide vlug op broze rug
liet de golven dragen, dit verdragen
op deze wezenloze dagen zonder zon
dreef ze af naar waar het ooit begon
ver voor het helen met de tijd
zonder spijt, haar zijn omarmend
