bomen blijven in oude lijven kijken
schudden bladerdek in ongeloof
blijf jij maar jakkeren en gaan mens
van niets naar nooit genoeg verdoofd
stilstaan geeft ruimte om te reiken
naar het rijke in al het ongezien
horen hoe licht kille harten warmt
je nietig en eenmalig mag bestaan
Maand: augustus 2023
Zoek
ik was je kwijt, voorgoed verloren
alleen je haren op mijn jas
nog wat foto’s in de lades
je oude boeken in de kast
ik was je kwijt, kon je nog horen
hoe blij of boos je door mij was
bedenk me hoe kortgeleden
jij mij kon vinden op de tast
ik was je kwijt, het was jouw tijd
je hart vertikte zich zo plots
gooit het mijne vol met vragen
zoals laat ik jou ooit nog los
Laat mij
laat mij mijn kwetsbaar zijn
en breken met een zucht
laat mij mijn tranen laten
ze drogen aan de lucht
laat mij schrijnend kwijnen
me verhangen aan mijn lot
laat mij vanavond drijven
in dit midden blijven tot
Verras
verras mij weer eens zoals toen
laat mij schamper staan, verlegen
op de juiste woorden knagen
doorvoelen wat je met mij doet
Naakt
ze geeft bloot wat zij wil tonen
jaagt mij al haar vlaktes over
huilend naar het mooiste droog
brandt ze mij weg uit dit bestaan
ik hoor niet in haar mooie luid
pas niet in’t gedoornde ruig
ook mijn strelen ging vervelen
ze blaast zout in mijn bewonder
Bovenop
wat keek ik naar je op, jij neer op mij
deinde je dreigend als woest water
met de fijnste rimpeling
of juist woedend in je wild
je smeet ons zwetend tegen klippen
waar we rillend samen lagen
en zwegen – verzwolgen, verlegen
in het schuim van wat wij waren
Ogen
hoe ze mij aan kan kijken went niet
nooit zal zij vermoeien in haar staren
blijft enkel vlinders voor mij maken
zet felste vlammen in mijn vel
en als ze breekt
of vertroebelt met stille tranen
nu ongeloof de luiken sluit
zal ik haar zoenen, blinken laten
en leven we de wereld uit
Horizon
je glijdt weg in de verte
het laatste licht vaart mee
achter ons morgen aan
de nacht mag voor ons waken
sterren sterk tezamen laten staan
naast een versgebakken maan
Avond
vanuit de storm van de dag vlucht ik de avond in
schemer fluistert door al het druk
de knopen in mijn duister
legt de stilte op gesputter, gezever en gezeik
het alsmaar blijven kleven in mijn tijdg
zonder bewegen
Nest
voel je nog hoe je naast mij zat
je warmde aan mijn veren
mij ook nodig had, nabij, ik er was altijd
weet je nog hoe we keken, samen
jij mij vroeg waaraan ik dacht
ik je vliegen zag op eigen kracht
vanaf de rand uit ons wankel nest
diep verscholen in de dichte heg
zag ik ook je tranen kruipen
van de twijfel, het onzeker
het was je lach, met het dapper
van je vleugelslag
waarop je stond