Toen

het waren die hele lange dagen toen
zonder een buiten vol voldoende droog
bleven we dan maar binnen in pyjama
tijd gevuld met wat we zullen doen

nadat we klaar waren met het ene
bakkeleien over het andere vanaf nu
stapels keuzes voor onze neuzen
bakken vol verveelde legers

lego, zonder te weten wat het was
boeken vol met nog een keer lezen
waarin ik mijzelf meteen vergat
die lange dagen vol met regen

Toen

langs een touwtje vaak
en verder maar vertrouwen op de tast
dwaal ik af, omarm het somber
dat er altijd voor mij was

van het bed plassen in de nacht
wachten tot je geen vlek meer zag
net doen alsof je gek was
tegen wel beter weten in

van het niet durven gaan, het dralen
schoppen tegen die eerste stap
niet doen wat ik zo graag dan toch
in spijt verpakte voor een later

van het willen schuilen in mijn huilen
kruipen tussen armen zonder eind
verdwijnen naar waar de stilte woont
naast een natte kus en komt wel goed

Weet je

weet je nog lief
hoe ons hart te drogen lag
op elkanders schoot
wij deelden wat ooit kraste tot aan
het wie we nu waren
droomden waar we wilden zijn
samen dragen tot aan de dag
dat leven zinloos was
voorbij ineens

weet je nog schat
hoe we schromeloos spraken
over het grote leeg wat ons doorreeg
ook vervlocht meteen
het vroeger wat geen rust bracht
laffe ratten namen ons kind af
vraten van de onschuld, het zuiver
verharden wat ooit zacht was

weet je nog lief
hoe we keken en zo goed begrepen
niet ontweken wat ons ook verdeelde

weet dat ik het niet vergeet
hoe jij mij zag voor ik verloren bleek

Lief

weet je nog lief
toen gisteren vandaag was
je zo stoeide met vertrouwen
weet je nog lief
hoe wij durfden delen
zonder oordeel
tot we begrijpen deden
soms in strijd lief
maar altijd vanuit willen
gisteren vandaag en morgen
wij wisten dat dat samen zou
ooit, niet nu maar zeker, dat weten
tot vandaag ineens een niets
geen spreken
willen weten maar niets
geen uitleg
een ijskoud mededelen
weet je nog lief
dat wij beloofden altijd terug te kijken
op een mooi, fijn, warm
een bijzonder beide
dat wij elkaar verrijkten
waar leeg verarmde
leeg vanuit ons verbonden kind
weet je nog lief
dat we rustig zouden bouwen
niets overhaast in het vandaag
met zorg en begrip voor waar we stonden
eigen bloed waar we voor waakten
weet je nog lief
dat we zoveel gaven
om wat ons zo bijzonder maakte
dat het altijd liefde met pijn zou blijken
en dat het alleen zou gaan door weten
voorbij gebroken en begraven

Iks

een kind van twaalf wat niet af was
hard moest rennen vanuit een laf zacht
moest blijven staan in een alleen – alleen
terwijl hij zoveel knuffels nodig had

een mij als vrouw met open hart
kwetsbaar tot op haar broze bot
doorvoelend wat bij de ander hoort
gekluisterd aan eenieders lot

een mij als beest, vuil en schuimend
doorleefd en vol met vele schrammen
vretend van een leven vol van spijt
vanuit een immer lonkend veinzen

en dan die man die ik zo graag wil zijn
goedlachs, vol aandacht en verbonden
warm in geven en open zonder angst
van wang op wang tot eigen eindig

Bui

koude tranen in je warme nek
trekken banen over oude vragen
rijten ooit doorlopen paden open
snijden wild in het zo diep verborgen
ze leggen repen rauw om al het mooie jou
je kunt er net niet bij, het onbegrepen
en zult het nu niet zien, het ongelezen
het raakt, schrijnt, jeukt, klopt en beukt
de pijn, dit zijn, deze lichtloze dag
over schuim scheert een meeuw
hij leeft luid op zilte wind, al dit grijs
schreeuwt je dapper toe, lacht je uit
vliegt met je mee naar morgen

Lach

mijn alleen kijkt om mij heen
dacht even na hoe ik verdween
na de lach, hij voelde heel gemeen
vast ongemeend, maar
wat sneed hij mij diep opeens

ik verkleinde, verkleumde, versteende
van de grijze kruin tot aan mijn tenen
kraakte broos en kreunde hees
wist weer wie het was geweest
wie mij ooit bijna de das omdeed

error: De inhoud is beschermd !!