zo loop ik naast het kind in mij
hij ziet hoe ik toen zag
knijpt in mijn warme arm
vraagt zachtjes
met mijn lach
waar ik nu weer was
ik dacht elders
ergens anders
aan mij en hem voorbij
hoe het ooit was
ongezien, onbeleefd
alles nog zo mooi verpakt
met slechts ongerepte onschuld
waarin je nog stout dromen mag
Tag: kind
Thuis
geboren in een huis van tranen
muren dropen een stil verdriet
hield ik mij als klein kind staande
maar echt opbloeien deed ik niet
ik danste fier door elke kamer
sleet kleine teentjes tot aan bot
keek verlangend door kille ramen
naar dichte deur in droevig slot
groeide stilaan tot mooie dame
brak oude banden vol van pijn
houden van ging niet tezamen
met het verlangen mezelf te zijn
Ragnar
Ragnar dacht aan de zorgeloze tijd van kind zijn. Lange dagen bestonden daar zonder einde en slechts gevuld met liefde en plezier.
Rennen langs het ijskoude water van de fjord waar een schaterlach wel vier keer te horen wat. Waar en waarom was hij zijn kind zijn verloren?
Was dit weggespoeld met al het bloed wat vloeide in een zucht naar roem een rijkdom waar de dood en geweld als dagelijks brood werd verslonden?
Een buizerd hoog boven hem schreeuwde bevestigend en stortte zich op een zeker sterven.
Kind
bleef je maar zoals je hier was
al ben je echt zo prachtig nu
echt mens voelde ik me pas
met jouw hoofd in mijn hand
jouw ogen in vertrouwen dicht
schrok jij van het werelds licht
en voelde je vader nerveus zijn
kleine vingers vonden de mijne
Ragnar
Ragnar dacht aan de zorgeloze tijd van kind zijn. Lange dagen bestonden daar zonder einde en slechts gevuld met liefde en plezier.
Rennen langs het ijskoude water van de fjord waar een schaterlach wel vier keer te horen wat. Waar en waarom was hij zijn kind zijn verloren?
Was dit weggespoeld met al het bloed wat vloeide in een zucht naar roem een rijkdom waar de dood en geweld als dagelijks brood werd verslonden?
Een buizerd hoog boven hem schreeuwde bevestigend en stortte zich op een zeker sterven.
Klein
bleef je maar zoals je hier was
al ben je echt zo prachtig nu
echt mens voelde ik me pas
met jouw hoofd in mijn hand
jouw ogen in vertrouwen dicht
schrok jij van het werelds licht
en voelde je vader nerveus zijn
kleine vingers vonden de mijne
Dakloos
doodvermoeide ogen
verduisteren met de zon
vandaag verlaat traag
nu diep zwart verschijnt
onder bleke huid
klopt koud hart traag
tegen te zware steen
op mijn lege maag
onder dunne deken
kruip ik mij klein
ril eenzaam in stilte
mijn doelloos bestaan
Papa
Jij hield mij zo liefdevol
in je sterke warme armen
toen mij dit leven werd gegeven
Was er altijd als ik pijn had
Gaf mij troost, zelfvertrouwen
van het leven iets te maken
vol liefde en plezier
Voel ik zo je warmte nog
al ben je er niet meer
Ik mis je nu zo pijnlijk
in alles om mij heen
maar je armen, vol vertrouwen
zal ik op verder bouwen
Toen
In tijd ineens teruggefloten
ben ik dat blonde jochie weer
gezien door de betraande ogen
van een verloren lotgenote
samen eenzaam, gekrenkt
van onze eigen kern beroofd
als drenkeling in stil verdriet
vragenvuren nooit gedoofd
verdwaald in onze schaamte
zonder dit elkaar te durven delen
verstilden levens op gelijke sporen
kauwden wij eenzaam in eigen pijn
nooit meer kind te durven zijn
Held
“Kunt u wel met één hand los fietsen meneer”,
sprak een jongen van hooguit een jaar of zes
mij voorbijfietsend in het donker
Ik bedacht mij geen seconde
en loog glashard tegen de knul met lef
“Dat kan bijna niemand!”
Met losse hand fietste hij stralend verder
en sprak bijna zingend:
“Ik wel!”