Toen

Weet je nog hoe vroeger rook
de deken waar de tent van was
over stoelen van de eethoek
en niets anders te beleven
dan samen zijn alleen

Of waar je verstopt zat
zodat niemand je kon vinden
behalve moeder dan
die alles altijd zag

Weet je nog waar je speelgoed stond
met je auto die zo soepel reed
hoog stuiterde op perfecte veren

Het deksel van de koek
even sissen voor het sluiten
want dat moest je destijds
voor altijd verse

Doos

Begraven in karton verscheen opeens de pijn
van de zesde klas zoals hij toen nog heette
verpakt oud zeer verhulden stil gehuilde tranen
ik die met slechts zes weken nog te gaan
vervroegd afzwaaide naar een nieuw huis
thuis niet langer meer bestond

Onder een vrolijk deksel vol unieke paren
herleefden oude wonden in brieven
naast vergeelde foto’s van weleer
bij elkaar als de plaatjes uit de doos
was niet langer vanzelfsprekend
maar het gemis wat waarheid was

Kennies blues

Ik kende Kenny al
vanaf kleuteren vanuit de auto
waar hij zo hard zijn best deed
ook gedraaid te worden

In die tijd een strijd van
het juiste cassettebandje vinden
in het dashboardkastje
tussen de snoep

Pa en ma streden in hard duel
tussen Kenny en Johnny Cash
namens bestuurder
The Cats of BZN
namens bijrijdster

Kenny won regelmatig
mede dankzij Dolly
waarbij drie broers zongen
vanaf de achterbank
over Islands in the Stream

alsof we wisten wat het betekende

Held

“Kunt u wel met één hand los fietsen meneer”,
sprak een jongen van hooguit een jaar of zes
mij voorbijfietsend in het donker

Ik bedacht mij geen seconde
en loog glashard tegen de knul met lef
“Dat kan bijna niemand!”

Met losse hand fietste hij stralend verder
en sprak bijna zingend:
“Ik wel!”

error: De inhoud is beschermd !!