parels druipen traag
tussen borsten, over buik
schitterend omlaag
Auteur: krijgerij
Waarnaar
ik vergreep mij vast aan onbegrip
rauwe randen sloegen gapend gaten
in de onverharde wegen
van mijn zozeer verkleumde zijn
laat dan toch maar los wat
nog niet gevonden was
Top
zij keek mij aan
met haar groots zijn
nietig kroop ik over witte kruin
gesloopt in lijkbleek buiten adem
bulderend hart raast binnenskamers
boven pijnlijk peinzen uit
de dood viel richting dal
naast de keuzes van de nacht
Weg
Je miste mij voordat ik weg reed
begreep voor je stil verder dreef
mijn mij in je sluimer achterbleef
zwijgend vertrok met wie ik was
Avond
stilte slijt haar lentelicht
met gedachten boven water
in lome uren voor de nacht
tot aan een aangenamer later
Duif
de grijze duif hield zich aan zijn rauwe klauwen
vast aan loden goot tot hij dapper besloot,
hardleers als hij was, op de vlucht te slaan
wijds spreidt zijn verstoft verenkleed
scherend met de oude wangen door de wind
op weg naar dat warme wat zo buiten zichzelf was
Laatst
Asfalt blakert binnen zoveel groen
Nadat jij zojuist je passen plaatste
Bleek ik vanavond weer de laatste
Die hier zo eenzaam loopt te doen
Verslaafd
ingeklemd als
tussen dijen van een vrouw
denk ik aan jou
jij hopeloos verloren mij
verstrikt als nooit tevoren
geeft geen kik
fluit als herboren
in het prille licht
van ochtendgloren
gehuld in mist
van het alles onbekend
zo lang en vrijelijk te bekoren
dat plukken van de luide lach
van dat wat ik niet mag
ingeklemd tussen mijn lijden
lijd ik aan jou
Verleid
vingertoppen grijpen
voeren mij mee in haar
scheuten pijn volgen de extase
raken waar het bitter zoetig smaakt
de naakte waarheid helder spreekt
zonder mooie woorden
nochtans de eenvoud raakt
Vroeg
slaap vervaagt in ochtendgloren
waar het licht zo krachtig heerst
warmte schenkt als nooit tevoren
maar hete koffie vraagt mij eerst