Licht dimt traag aan de verte
Kilte kruipt stil op haar stoel
Ik blijf rillend met mijn denken
achter met dit machtige gevoel
Niets ontneemt mij deze ruimte
hier ongebonden te verbinden
Slechts te zijn, verwonderd
nu alles in niets te vinden
Maand: oktober 2020
Lentegevoel
Broeiend voel ik die fijne lente
Vloeiend door al mijn instrumenten
Overspoeld in feromonendouche
Vertoef ik in deze lome roes
Mijn hoofd alsmaar voller gevuld
nu meer blote huid wordt onthuld
Raak ik als door de lente beneveld
vaak preventief aan het bed gekneveld
Polpret
Deci- en snottebellen
vechten, om de eer
met repeteergeweer
tot de neus rood en zeer
om vergeving smeekt
Geen keus meer dan
het vele snot
weg te vegen van
deze kleren
nog een keer
Muis
Hoog de bomen over
kwam een spitsmuis
aangevlogen
Ik kon het niet geloven
De twinkeling in zijn ogen
Met die hele blijde blik
Had hij toch zoveel schik
Liet hij zelfs een luide kik
Daar dan toch de schrik
Een grote kromme bek
Haar poot om muizennek
Ineens zo pijnlijk strak
Voor hij in tweeën brak
Vaat
Je zal vandaag de dag maar vaatwasser moeten wezen
Vroeger was dat samen zingen met borstel als mic in je mik gemikt
Dreftige bellen spatten als bitter applaus vol in je guitige gezicht
Tentoongestelde blinkend schone vaat droogde
nog vol in ieders zicht
Trots keken we tijdens tv-reclame snel
of het al opgeromen moest
of dat we nog even samen opgebleven bleven
Vaatwassers moeten nu gewoon in stilte poetsen
en hun grote mond dicht houden tot ze klaar zijn
Rijmhussel
Rijmsel
Ik schrik niet vlug
Deins niet terug
Met rechte rug
Voor mij geen brug
Ik ga het aan
Als een Spartaan
Laat mij maar gaan
In mijn bestaan
Hussel1
Ik schrik niet vlug
Als een Spartaan
Deins niet terug
Ik ga het aan
Met rechte rug
Laat mij maar gaan
Voor mij geen brug
In mijn bestaan
Hussel2
Ik schrik niet vlug
Deins niet terug
Ik ga het aan
Als een Spartaan
Voor mij geen brug
Met rechte rug
Laat mij maar gaan
In mijn bestaan
Hoogtepunt
Mijn blik
vervaagt
Slaap vraagt
overgave
nu jouw haren
mijn gezicht
omhelzen
voor de kus
die laatste
ik vertrek
naar zwarte roes
Rondje
Bekende paden
Onthullen nieuwe beelden
Door seizoenen heen
Voorjaar
Schaduw schittert
tussen zonnebanen
Trekt strakke strepen
door ruimtes waar
tot nu donker heerste
Dwarrelend winterstof
als kamers weer ademen
via deuren en ramen
Verkennen
Als twee opzichters
controleren wij alle paden
op voldoende wandelgenot
Jij door zwarte moddersloten
felgroene weilanden
achter alles aan wat leeft
gewoon een mooie stok is
Ik schiet eenvoudig in de lach
als ik je pluimstaart volg
je oren zie wapperen in de wind
Een kleine twintig kilometer lang
verlost van tijd, iedereen en alles
jij kan alleen maar slapen straks