Bui

koude tranen in je warme nek
trekken banen over oude vragen
rijten ooit doorlopen paden open
snijden wild in het zo diep verborgen
ze leggen repen rauw om al het mooie jou
je kunt er net niet bij, het onbegrepen
en zult het nu niet zien, het ongelezen
het raakt, schrijnt, jeukt, klopt en beukt
de pijn, dit zijn, deze lichtloze dag
over schuim scheert een meeuw
hij leeft luid op zilte wind, al dit grijs
schreeuwt je dapper toe, lacht je uit
vliegt met je mee naar morgen

Lach

mijn alleen kijkt om mij heen
dacht even na hoe ik verdween
na de lach, hij voelde heel gemeen
vast ongemeend, maar
wat sneed hij mij diep opeens

ik verkleinde, verkleumde, versteende
van de grijze kruin tot aan mijn tenen
kraakte broos en kreunde hees
wist weer wie het was geweest
wie mij ooit bijna de das omdeed

Dwalen

je hand dwaalde
liet mij achter
in het wachten
op het zachte

vannacht zou vinden
wat het zocht

de haren op mijn huid
voelden de warmte al
die overkomen zal

een klateren van tintelen
deed mij sidderen
in deze hete pan van lust

daar lag ik dus
met duister omhuld
in ongeduld,
jou en alle tijd

Avond

hij verdween graag in avonden als deze
fris, bekleedt met net voldoende warm
voor net met zonder jas bij gezwinde pas

het fluister van de schemer, bezongen
in het laatste druk van mussen in een haag
of merels tussen takken – voor ze gapen

error: De inhoud is beschermd !!