Zal mijn sterven dan al langzaam op gang gekomen zijn
zo na mijn negenveertig cirkels rond de aarde
de helft moet ik nu welzeker al hebben genoten.
Ooit moet ik erin en dat zal korter duren
dan hoelang ik er tot nu toe was.
Ongeduld klopt luid in brakke kas
kamers stromen over teveel groots en onbereikbaars
Een sterke arm vol van luister en begrijpen
trots om mijn vermoeide zijn geslagen
Of één lange dag nog enkel zwijgen op je zachte borst
wanneer je nagels stil mijn oude lijf behagen
Maand: december 2022
Waken
zompig lijken stappen somber
weg te zakken in dit aardedonker
waar alleen de lome leegte woont
draag je de stilte mee
in een warme jas
en kijkt voorbij de dagen
dobbert voort op trage kalmslag
die zacht over je slapen streelt
Teer
ik vergeet wel eens hoe mooi jij bent
dat je geeft ook als je leegte voelt
je in de lach schiet – schijnbaar onbedoeld
bijna breekt op mijn kil zwijgen
Waterkant
alleen het kabbelen
van het water
knabbelt zacht
aan tussen nu en later
verdrijft wat er was
op een vleugelslag
blijft enkel achter
wat ik schrijven mag
Meten
met regelmaat
lig ik even langs
‘de lat des levens’
of ik tekort schiet
mijzelf overvraag
of mij nog wel past
Geduld
je ziet mijn mij achter in mijn ik
opgesloten, alleenzaam opgeschoten
vloeit hagelfrisse lucht onverdroten
over ketens, zwaar van verlang
martelhang naar jouw warm
je nagels diep in mijn klam
geseling met de rauwe tederhang
tot bloedens toe de nacht verkust
beleg mij, verslind mij, bemin wij
tot aan zinderend versmolten tijd
Laf
een mijmering huist in zwart
van het laatste restje dag
sluipt door laffe krassen
op dit zachtgekookte hart
goedgevoelig lijdt met de tijd
trekt sporen door verloren lach
kruipt over een verleden huid
schuilt dankbaar in luid zwijgen
Kracht
je zuigt mij op
spuugt me uit
trekt mij aan en
jou weer terug
houd me vast
laat weer los
gelijke polen
zijn de klos
Malen
opgesloten in de draaideur
van achteloos, rusteloos
vrijwel nutteloos bestaan
verrazend in Het grote gek
onder magisch wolkendek
rondom de kokendhete zon
vervliegt alles met het niets
verlies jij je in die ene krul
verrast, verliefd, verstild
Zwijgen
laat maar eens liggen wat beweegt
dat dwaas geborrel vanuit de buik
het alsmaar zoeken naar de reden
waarin het leven onderduikt
ga op zoek naar stilste stiltes
waar je de mooiste bloemen ruikt
zoek beneden je verdieping
zodat het jouw zijn hier ontluikt
vier met de luidste schaterlach
het hier en nu van deze dag