je ziet mijn mij achter in mijn ik
opgesloten, alleenzaam opgeschoten
vloeit hagelfrisse lucht onverdroten
over ketens, zwaar van verlang
martelhang naar jouw warm
je nagels diep in mijn klam
geseling met de rauwe tederhang
tot bloedens toe de nacht verkust
beleg mij, verslind mij, bemin wij
tot aan zinderend versmolten tijd