ze zeggen wel eens dat alles wat er is
het resultaat is van oneindig licht
de kleuren voor je voeten, je anders voelen
ze zeggen wel eens dat alles wat er is
vanuit jezelf is uit te leggen, dit zelfs moet
de kleuren voor je voeten, je anders voelen
ze zeggen ook wel niet teveel na te denken
in eenvoud alles in tevreden te beleven
de kleuren voor je voeten, je anders voelen
Tag: natuur
Avonden
avonden zijn het fijnst als wandelaar
op de voet gevolgd door een frisse start
aan beide einden van elke dag
kleeft de stilte, de rust belicht in zacht
het vertraagde vanuit of naar de nacht
overdenken van momenten al gedroomd
of reeds beleefd, plannen speels te smeden
zonder meteen al dat noodzakelijk af
Die dag
ik vond je voeten in het zand
waar ze liepen aan de hand van toen
ik zag je spreken heel verlegen
naar beneden keek je even tot de zoen
ik hoorde je schaterlach
als harde vlagen hagels over zee
ik proefde je ziltig zacht
we dreven af maar op het leven mee
Vogelmoe
zouden vogels het wel eens beu zijn
het gefladder, gezweef, eens even niet
dat almachtig hangen in de wind
lekker zinken, zwaar van water
waar diep het donkere gevaar lonkt
eens even niet dat majestueuze drijven
op wat fonkelt onder sterren in de nacht
eenvoudig duidelijk te kunnen spreken
van wat er speelt in nog te beleven leven
en even niet dat gezang wat zo betovert
het romig warm van zachte donzen veren
verruilen voor natte klamme zoute rauwe huid
die tintelt en schuurt op het alleen een elkaar
dat het daarmee zonder twijfel goed is
Los
laat mij zwerven, lekker los bestaan
zonder thuis en haard vol steile wanden
gesloten deuren en gordijnen, doe mij open
lopen, nu, achter nieuwe morgens aan
laat mij gaan in dit nieuwe mij herkennen
neuzen stoten en knieën schaven
gutsend bloeden over fouten
wennen aan waaruit ik besta
Stilst
zo zit je samen met enkel je alleen
een zachte bries kijkt over schouder mee
ziet hoe de dag zakt, met de tijd vermijmert
Mees
ze spelen tikkertje met tonen
zij die in het boven wonen
op takken dansen met het licht
dat wakker schrijft op mijn gezicht
Onderweg
je leven lang langs gereden
in gedachten
nooit echt gekeken
wat daar was
leefde in het gras
woonde tussen weids
leek ik te jagen
om te vergeten
in het nu
leef ik de dagen
wil ik weten
Groen
groen voedt je goed
het boos bladdert
je wordt zacht
zoekt wat roept
tikt of schuifelt tot
je enkel luistert
bestaat
Verweven
wat sta jij prachtig om mij heen
en ik om jou, in jou en zo met jou
net die bomen die je ziet – soms
tussen al het rechte bos
die twee ineens ineen vergroeid
vervlochten in verstild verlang
een warme kus, eeuwig dus
verslingerd aan elkaar
veroordeeld tot
dezelfde dagen dragen
tot aan sterven
bijeen, versaamd