ze rinkelen zacht
in beide oren
nu ik hier loop
nog wat verloren
ineengedoken
spreken ze over
een te koude nacht
Tag: natuur
Vrij
ze vertelde dat ze weg ging
weg met rillen in het donker
tot aan de leegte voorbij
was waar ze wilde zijn
Vaag
tussen blad en tak
brak de dag
in twee
gisteren en morgen
vandaag verdween
lachte gerimpeld
floot voor zich uit
hield zijn hart vast
voor het ontbrak
zag daar de man
die verloren leek
eenvoudig vond
wie hij al was
Traan
een laatste traan snikt
tikt van ingevallen wang
op vuil vest waarin ik woonde
ik zag hem zinken, verdrinken
in blauwgrijze vezels tot
zompig donker bleef
het zal drogen straks
aan de kou van de dag
ik mij vind tussen bomen
laat ook mij zo stevig staan
trots naar je kijken
in het voorbijgaan
Mager
het leek of hij verdrietig was, de reiger
natte veren kleefden om zijn mager
bruinig water omsloot een kil bestaan
en zat van ijskoude kadavers
vrat hij zijn eigen aardig
Wat ze zeggen
ze zeggen wel eens dat alles wat er is
het resultaat is van oneindig licht
de kleuren voor je voeten, je anders voelen
ze zeggen wel eens dat alles wat er is
vanuit jezelf is uit te leggen, dit zelfs moet
de kleuren voor je voeten, je anders voelen
ze zeggen ook wel niet teveel na te denken
in eenvoud alles in tevreden te beleven
de kleuren voor je voeten, je anders voelen
Avonden
avonden zijn het fijnst als wandelaar
op de voet gevolgd door een frisse start
aan beide einden van elke dag
kleeft de stilte, de rust belicht in zacht
het vertraagde vanuit of naar de nacht
overdenken van momenten al gedroomd
of reeds beleefd, plannen speels te smeden
zonder meteen al dat noodzakelijk af
Die dag
ik vond je voeten in het zand
waar ze liepen aan de hand van toen
ik zag je spreken heel verlegen
naar beneden keek je even tot de zoen
ik hoorde je schaterlach
als harde vlagen hagels over zee
ik proefde je ziltig zacht
we dreven af maar op het leven mee
Vogelmoe
zouden vogels het wel eens beu zijn
het gefladder, gezweef, eens even niet
dat almachtig hangen in de wind
lekker zinken, zwaar van water
waar diep het donkere gevaar lonkt
eens even niet dat majestueuze drijven
op wat fonkelt onder sterren in de nacht
eenvoudig duidelijk te kunnen spreken
van wat er speelt in nog te beleven leven
en even niet dat gezang wat zo betovert
het romig warm van zachte donzen veren
verruilen voor natte klamme zoute rauwe huid
die tintelt en schuurt op het alleen een elkaar
dat het daarmee zonder twijfel goed is
Los
laat mij zwerven, lekker los bestaan
zonder thuis en haard vol steile wanden
gesloten deuren en gordijnen, doe mij open
lopen, nu, achter nieuwe morgens aan
laat mij gaan in dit nieuwe mij herkennen
neuzen stoten en knieën schaven
gutsend bloeden over fouten
wennen aan waaruit ik besta