ze lachte mij uit
zag mij zoeken
speuren, turen
vloeken welhaast
ik keek naar niets
luisterde te laat
ze zat ernaast
ineengedoken
kattenkwaad
Tag: natuur
Weten
met vragen die peinzen dragen
soms, loop ik mijn vast los
langs de staart van de dag
stroomt kou dwars door lagen
onder een vuile jas verpakt
over dit hart vol verlang
Brekebeen
ze lieten mij wankelen, de stenen
braken beide benen bijna, boos
balancerend tussen koude sporen
tram, vanwaar ze alsmaar kwamen
vrachten vol verveeld en gevreten
sjokkend achter mokkend samen
niets nodig en al evenmin te doen
schepten zij zakken vol troosteloos
kauwend op ellenlange tanden
zo doodde men een onvoltooide tijd
onderweg naar roemloos nooit
Ontwaken
mijn ogen wennen traag aan hier en nu
het nieuwe, verse, nog frisse ongekend
ik kwam hier gisteren en ga vandaag
of morgen, neem mee dat wat ik draag
het moeten diep begraven naast bezitten
de tijd duwt enkel de zon en de planeten
zo slijt ik laatste uren in volmaakt alleen
en beleef door dit waaromloze waarheen
Op
vandaag vloeit in vlagen later
lengt zich aan met fris gefluit
bereikt mijn ontevreden waken
en zingt het leven met mij uit
Avond
tussen vreemd en onverstaanbaar
zo begrepen, zomaar
ben jij de lach in de dag
die schittering in de lens
wat flets fleurig kleurt
nu de leeuwerik zijn deuntjes strooit
over laatste dekens vol vandaag
Juist
je hoeft geen foute keus te mijden
om daar te komen waar je hoort
volg eigen pad – blijf onverstoord
vertrouw de passen die je leiden
Vlaag
van die koude vlagen
steeds vaker
gaan ze mij voorbij
naar zomers later
ze draaien niet
dat zou dralen zijn
maar verwaaien
Gemus
ze rinkelen zacht
in beide oren
nu ik hier loop
nog wat verloren
ineengedoken
spreken ze over
een te koude nacht
Vrij
ze vertelde dat ze weg ging
weg met rillen in het donker
tot aan de leegte voorbij
was waar ze wilde zijn