nu de regen al mijn tranen kust
opzuigt in de gronden op zijn tijd
of opneemt met de golven in het wijds
tikt ze straks ook naar een mooier later
de zee mengt groen in grijzig blauw
schuimt met moed op al haar kragen
verborgen achter grauwe sluiers jou
die nieuwe tranen binnendragen
Tag: Liefde
Anders
af en toe wil ik anders, helemaal
elders slapen als hond bijvoorbeeld
geaaid door lange nagels, hoofd op schoot
als buizerd zweven op de schemerzucht
opstaan in het hoofd van de gekke filosoof
klimmen tegen bergen op geitenpoten
zonder gister in een nieuw vandaag
waar ik als mij nog niet bestond
Rauw
wat is er meer dan wat er is
nagels krassen, krabben, graven
ogen zoeken achter loze dagen
je voelt dwars door alle lagen
het zal dit zijn wat het was
je vangt alleen het rauwe bot
de graat binnen een koud bestaan
hij kijkt mij aan met een betraande lach
Afgedekt
verpak mijn denken in een deken
graaf een kuil diep tot het zwart
gooi ze weg en dek het af, het gat
laat ze slapen en zichzelf vergeten
Geven
met eigen veren pronkte ze niet, nooit
ze bleef dichtbij zichzelf wat al alles was
happend naar gevaar, gemeen, gemaar
het boterzachte strelen bij vergeven
haar ogen smolten als zomerzon in zee
ze was de kroning van de langste nacht
en alle manen dansten met haar mee
als ze brak, zag je het licht wat zij bracht
gaf wat ze had in warme kussen weg
een luister naast zijn en al het zorgen
wist zij maar half hoeveel moois ze was
ze zou zweven op de lach naar elke dag
Mutando non Mutor
ik kan alleen mijzelf maar zijn
los verpakt in mijn gebreken
rauwe rafels, scherpe kanten
al mijn kreukels draag ik mee
ik wil alleen mijzelf maar zijn
genieten van wat is en blijft
komen zal en weer verdwijnt
ik schrijf het op in mijn verhaal
ik zal alleen mijzelf maar zijn
vervat in vel wat puur was
zal verdwijnen mettertijd
verbranden of veraarden
zonder spijt
Toen
langs een touwtje vaak
en verder maar vertrouwen op de tast
dwaal ik af, omarm het somber
dat er altijd voor mij was
van het bed plassen in de nacht
wachten tot je geen vlek meer zag
net doen alsof je gek was
tegen wel beter weten in
van het niet durven gaan, het dralen
schoppen tegen die eerste stap
niet doen wat ik zo graag dan toch
in spijt verpakte voor een later
van het willen schuilen in mijn huilen
kruipen tussen armen zonder eind
verdwijnen naar waar de stilte woont
naast een natte kus en komt wel goed
Weet je
weet je nog lief
hoe ons hart te drogen lag
op elkanders schoot
wij deelden wat ooit kraste tot aan
het wie we nu waren
droomden waar we wilden zijn
samen dragen tot aan de dag
dat leven zinloos was
voorbij ineens
weet je nog schat
hoe we schromeloos spraken
over het grote leeg wat ons doorreeg
ook vervlocht meteen
het vroeger wat geen rust bracht
laffe ratten namen ons kind af
vraten van de onschuld, het zuiver
verharden wat ooit zacht was
weet je nog lief
hoe we keken en zo goed begrepen
niet ontweken wat ons ook verdeelde
weet dat ik het niet vergeet
hoe jij mij zag voor ik verloren bleek
Muze
hoeveel regels ik al vulde
met niets minder dan jij
de tel ben ik allang kwijt
het zullen er zoveel zijn
zeker evenzoveel blijven
tot jij zult begrijpen
hoezeer je hecht aan mij
ik nooit loskom van dit wij
Breken
ik brak ons beide
bleek bij onbegrepen
trok de bodem uit je lijf
stortte met mijzelf ineen
verdord en verblazen
vergaten wij ons weten
bleef het einde ongelezen
geopend voor altijd