alle ramen netjes afgesloten
geen tocht en toch gevlogen
weggevlucht in onvertogen
onder hagen vol verzwegen blad
wroette jij naar wat er al niet was
wist ik maar waar nu je twijfel zat
schuil nooit in het eigen zacht
jouw breekbare verenpracht
breek uit – zweef op de lach
Tag: Liefde
Leeg
het laat zich slecht aaien, wat leeg is
je roept luid dat je er altijd bent
maar in loze ruimte zonder muren
sterft dit weg over een kille vloer
hoe leg je armen om te groot gemis
geef je warm aan kokend water
blijf je vertrouwen tijdens vluchten
op een ooit eens stil ontwaken
Vorm
liefde kent alle vormen
ik laat de mijne los
laaf mij aan de ruwte
van stenen vloer
kras nagels kort
schrijf je neer in nat
tot aan verdrogen
en geheel verhard
Zoek
zal dit vergrijzen mettertijd
en vervliegen over water
of versmelten in een later
vanuit verleden zonder spijt
wat mis je
nu niet meer is
wat je vond
toen je niet zocht
Smaak
wie ze was werd gewist
tot aan nooit geweten
waarheid sprak in ogen
maar ze besloot ze
achter haar ware ik
klonk een harde klik
brak de sleutel af
ze slikte tranen weg
likte de droogte op
niets zou haar raken
nu bitter leek te smaken
Zin
wat niet zal slijten zijn de zinnen
ze zullen blijven, ik blijf ze schrijven
op zachte lijnen achter glas
in diepe krassen uit mijn zwartst
met laatste warmte uit het gat
waar ooit een blozend hart zat
ik zal het vullen met wat was
dan fraai verwoord verdrijven
met mijn zinnen die nooit slijten
Solo
hij liep zijn stappen in zijn hoofd het liefst
alleen, in stilte vaak, met de blik op eindig
ook op nieuwe paden lagen oude sporen
vandaag gaf kleur aan afgelopen dagen
een grijzig licht droeg inzicht in zich
met de zweem van eens te stellen vragen
Hoe
ik vraag mij wel eens af
wie ik zou zijn geweest
wanneer jij de afslag
in mijn leven had gemist
wat mijn nu dan was
en wie daar woonden
of ik het antwoord vond
op wat mij liet begaan
Stil
een nieuwe dag kroop op mijn schoot
lag nog voor dood in gebroken zonder
zo hard de stilte spreekt tussen sterren
zo zacht zij eenzaam voor mij waken
Muzeren
je was altijd al geweldig jij
ik zie het als je lacht
die grijpt je vast, trekt je mee
klinkt naar wat echt leven heet
ik ruik het in je haar
al het woeste van de zee
dragen wilde slagen mee
op een zoet van perenijs
ik proef het van je huid
zilte pijn verscholen onder
ongeremd witheet verwilderd
schroei jij oude wonden weg
je strooit je vurig rozenblad
voor wie het kwetsbaar toont
wie komt halen zonder geven
bloedt dood onder je doornen