een laatste traan snikt
tikt van ingevallen wang
op vuil vest waarin ik woonde
ik zag hem zinken, verdrinken
in blauwgrijze vezels tot
zompig donker bleef
het zal drogen straks
aan de kou van de dag
ik mij vind tussen bomen
laat ook mij zo stevig staan
trots naar je kijken
in het voorbijgaan
Tag: Liefde
Midden
er huist geen midden meer in mij
al het geschommel is voorbij
ik kies voor wie er kiest voor mij
en geef mijn alles voor niets erbij
Verbonden
twee oude blikken en een touw
van raam naar raam
wie hoort mij
een koker van verdraaid karton
hol en laag alleen je naam
door kamers dragen
schreeuwen tegen muren vol berouw
de echo horen sterven tot
ik ook van jou
navel staren in gehard glas
waar alles vindbaar was
tot aan je zwijgen
Wandel
in het gisteren van vandaag
zit een merel op een hek
het is open
toont het morgen onder dauwgrijs
boven pluis van paardenbloemen
nodigt uit en voedt geweifel
elke pas zal dit beeld vertrappen
het mij verraden waar ik was
glinster doven in nat gras
ze vliegt op in mijn verstoren
laat luid haar ongenoegen horen
ik sluit het hek – keer om
Zacht
koester voor altijd het zachte
dwars door het puin – van al wat er brak
wij veegden het weg naar dat pure
zagen het nog ongezien
naast het ooit van het nooit
het begin van een weergaloos einde
koester voor altijd het zachte
en draag het tot het snerpend kraakt
het zal schrijnen
schuren tot aan bloeden
was echter dan we durfden wensen
droogt met de laatste tranen
Au
ik schrok wakker
op gedroogd verdriet
onder een koude deken van alleen
thuisgekomen bij mijn altijd al
het gevoel van zijn volledig kwijt
te leven tussen lege dagen
zonder spijt
Lief
weet je nog lief
hoe fijn we zaten aan het later
zo scherp zagen wat wij waren
voor ons telden nog geen jaren
al het nu was al zoveel teveel
je brak open wat lang dicht zat
gaf lucht aan een eindelijk zijn
zette licht op nieuwe dagen
veegde al mijn schaduw op
weet je lief
wat gezegd is, ooit geschreven
neem het rustig nog eens door
het is in houden van gegeven
al koop je daar geluk niet voor
Lagen
ik heb een taart gebakken
van waar ik uit besta
en deel hem daarna uit
aan wie naast mij staat
de bodem van mijn lach
daarop de dunne laag venijn
die er ook zijn mag
anders krijgen ze mij klein
daarna vruchten in veel kleuren
geplukt binnen en buiten lijnen
met een boodschap om vooral
heel dichtbij mijzelf te blijven
Vlak
hoe veel verkleurde
van het felle
naar het vlakke
al het vage
de laatste dagen
ook alles helder
te verdrijven
met wat was
Zand
een laatste golf trekt traag terug
vergeeft het zand
zijn breken
de buizerd zet de veren op
warmt zichzelf dan wel
en zwijgt
wie vergeeft moet niet bewaren
wil nooit meer weten
wat er leeft, je beweegt
in alle leegte die je draagt
gunt jou je licht
onder eigen ster
zonder je het zijne steeds
te lenen