Lustig

ik rook het luid – je lustvocht
waarin ik bestond, weer opstond
welriekend in het vorig vrij
ik mocht weer proeven van het wij
van het klam alzwetend geil

ik smeerde ons
aan al je rond, langs lijnen van rug en dij
van het kronkelend geweifel
je kalme deinen op het rauwe mij
ik kuste gulzig tussen plooien
oh, al dat moois wat jij daar vleide
het overbodige verleiden – je had me

we gaven over
aan het glazig glanzend
het niet gedurfd
laat staan gedaan
jij glom je bazig, mij zo meester

zinnenstrelend ruwde jij
jouw zijdezachte stoppels
langs mijn allerbeider slapen
zag ik je warms streng naar mij gapen
je kookte vrijwel – vrat mij op

Teveel

voel jij jou ook soms

opgesloten in alle vrijheid van de hypotheek en wat er allemaal zo nodig moet nog tussen vandaag en eenzaam sterven, al het ongekende wat steeds dichter op je huid kruipt, zoals opengekrabde muggenbeten kunnen schrijnen en jeuken tegelijk tot aan bloedens toe

dat wanneer je alles nu vandaag niet plukt, vreet, ziet, weet, kust, streelt, hoort en speelt het straks eenvoudigweg te laat is, de tijd verspeeld, vergeven

je nog gebukt met de rollator strompelt met gemopper voor alles uit wat je spijt in plaats van glunderend achterom te kijken naar volmaakt voltooid tevreden

of voel jij je anders ook

Vraag

vertel mij nog eens over jou
wat laat je branden in de nacht
ineens janken van de lach
wat maakt dat dit je raakt

je laat bevriezen tot het kraakt
hoe leer ik je beter weten
wat kan ik beter vergeten
vertel mij hoe ik je beven laat

verstilde dagen vullen zich met tijd
alsof ze aftellen tot aan ontlijfd
zwijgen over dat wat rijpt, ondergronds
lavend aan dit leeg vol loze woorden

ze zuigen aan de stormen, het nabij
zoeken het ver waar dromen dromen
schuiven wat komt gestaag vooruit
want wat nu is was eerst – voor later

error: De inhoud is beschermd !!