het is het missen soms ineens wat komt
mij omsluit, maar dan met koude armen
hoe je hand op mijn been al zo genoeg is
om te verdwijnen in je ogen vol begrepen
Tag: vriendschap
Schemer
hier en nu in het staartje van vandaag
proost ik alleen op alles wat bestaat
prijs de liefde en de vriendschap, het wij
waarin gebreken knuffels krijgen
kwetsbaar schittert in de nacht
Kwijt
mijn lijf en ik lopen lichter
in ons beider krom
hebben geen idee waarom
alsof wij langzaam vergaan
er hingen hele repen vlees
een poos geleden
wij zijn onszelf vergeten
nu we eindig leven
Nieuw
zweven van verlangen naar verlaten
en hangen tussen beter weten in
landen op kussens zonder schaamte
ik hou je vast, want dit is het begin
Kauw
ik had vroeger
een tam kauwtje
meegenomen uit haar nest
ze leek verlaten
al bleek later
dat moeder eten halen was
ik had haar lief
bracht haar thuis
dacht ik
maar ontnam het
Vraag
vertel mij nog eens over jou
wat laat je branden in de nacht
ineens janken van de lach
wat maakt dat dit je raakt
je laat bevriezen tot het kraakt
hoe leer ik je beter weten
wat kan ik beter vergeten
vertel mij hoe ik je beven laat
verstilde dagen vullen zich met tijd
alsof ze aftellen tot aan ontlijfd
zwijgen over dat wat rijpt, ondergronds
lavend aan dit leeg vol loze woorden
ze zuigen aan de stormen, het nabij
zoeken het ver waar dromen dromen
schuiven wat komt gestaag vooruit
want wat nu is was eerst – voor later
Die dag
ik vond je voeten in het zand
waar ze liepen aan de hand van toen
ik zag je spreken heel verlegen
naar beneden keek je even tot de zoen
ik hoorde je schaterlach
als harde vlagen hagels over zee
ik proefde je ziltig zacht
we dreven af maar op het leven mee
Inspiratieloos
woorden komen niet
en de regels lezen leeg
nu ik verwonderd kijk
naar hoe diep jij leeft
aan mijn alles kleeft
kan ik alleen maar vragen
gewoon te blijven zitten
en jezelf te willen zijn
laat de pijn ook los op mij
voel je vrij in al ons wij
lach je luidste lach
wees je ruigste pracht
met je warm en zacht
tot de guurste nacht
ben jij wat altijd blijft
Afscheid
neem mij op in wat je drijft
waarop je wegglijdt, buitengaats verblijft
laat mij je broeien voeden, vullen met mijn lijf
knijp mij uit tot bloedens toe, de laatste stuip
leid mijn lijden onderhuids
leg dit oude vel te drogen in je schijnen
verstijven tot het zienderogen
zal verdwijnen mettertijd
verteren, verzwelgen in wat spijt
Overdenkend
knarsend vreten ze door mijn binnen
scheuren stuk wat pas geheeld was
tere wortels in natte klei verzonken
dronken lavend van een zilte zucht
het zijn de vragen
die het antwoord niet verdragen
hoe lang kan men kijken naar een einde?
tot waar schijnt het donker van vannacht?
wat vliegt er wanneer vlinders slapen?
ruikt liefde morgen nog wel naar wij