ik leg mijn lot
voor jouw voet
en voel de prijs
op mijn hoofd
nu mijn nek bloot buigt
schaam schuimt van de kruin
tot aan de hak
die in het zand zacht knarst
en de stap zet
naar wat nog niet is
maar snel zo waar blijkt
als ik te lang daar blijf
waar het veel te vaag is
haal mij weg
uit slechts dit niets
breng ons naar die plek
de plaats met stil en fijn,
naast het jij en mij
op reis naar iets meer wij
Tag: twijfel
Bangbeef
daar leef je dan
verdwenen
buiten je binnen
verschenen
angsten, verhinderen
bevende benen
vreten kilometerslang
nagels door dichte aarde
tot tranen bedaren
licht dit lot laat dragen
haat smelt in vergeven
Sip
je drupt ook weer, in deze lange nacht vol open ogen tussen diepe zuchten steeds zacht op mijn brakke lekke dak,
irritant en rustgevend tegelijk
loop jij in lange lome banen langs dit vege versleten rimpelige lijf, als loze tranen of doffe parels vol angst,
koud en verfrissend eveneens
verdwijn je dan plompverloren met een plons snel weg in de verborgen diepten waar ik gelukkig met of zonder wie dan ook nog nooit was, op vage laffe afstand gehuld in de zwavelige dampen van het ontwijken zoals ik je jouw nu eenmaal ken
en rode ogen beide tenten sluiten
Donker
Nu ik toch hier alleen in het koude duister zit
kan ik net zo goed ook in mijn denken
kort het sfeerlicht verlaten, op de tast
en heel goed het oor te luister leggende,
vinden wat nog soms zo sluimert
tussen dichte hagen twijfelstruiken
vol met ogen, haken en onbehagen,
die de zenuw messcherp weten te raken
zonder de oorsprong te ontwaren
van het hijgend kwijlend bloedend beest
wat angst heet
Kies
Hier staat mijn ik te zijn
Trapt een steentje weg
in een weifelende tred
naar het onzekere daar
Daar voor mij, verloren
in verlangen, lijst van vragen
om de zielepijn gedragen
die mij laat staan, onbewogen
Antwoorden volgen pas
wanneer ik doe wat ik laat
als ik denk dat het niet gaat
tot mijn oude tranen drogen
Tegenzin
Zwetende vette zware treden
lonken omhoog naar het licht
lokken met de belofte van
nog ongekende vriendschap
ongezien landschap,
beleefd op nog ongeleefde dagen
Weifelend nog heel even
hier beneden verbleven
ontheemd, vervreemd
van wat ik weet van wie ik ben
Prairieleed
In leegte staar ik naar weinig anders
dan besmeurde glazen
scheiden binnen van buiten
Dagdromen vol vragen
trekken voorbij over prairie
in lange karavaan
Ik spring op de bok van
de achterste wagen
waar een trieste oude man dommelt
Hij spuugt boos zijn pruimtabak
op de punt van mijn linkerschoen
kijkt mij diep aan
Mijn verbaasde blik blijkt
de trekker van zijn spreken
“Lul, je antwoord ligt voor je neus!”
Keus
Ik trap tegen een steen
die vast het pad verkent
neurie nerveus een deuntje
ik hoor hem zelf alleen
Het verborgen pad lokt
overwoekerd in mist
doorspekt met spanning
sta ik hier als verstokt
Een knie buigt gestaag
in weifelende tred toch
rechtsomkeert gekozen
deze richting niet vandaag
Hoop
Scheuren in mijn kop
zoeken hun weg
in mijn eeltige handen
voor vermoeide ogen geslagen
Op geschaafde knieën
kijken mijn ogen vragend hoog
in hoop die onvervuld blijft
Mij doet voortslepen
in hardnekkig vertrouwen
Mij versla je niet
geloof ik
Twijfel
Wat is het wat mij
stopt mezelf te zijn
Welke stem ontkracht
rukt de macht
uit het hart
Wie ontnam mijn ik
Ontvreemde me
van wie ik ben
Zijn het niet slechts
vragen, als spoken
die mij hier laten
wankelen