Lustig

ik rook het luid – je lustvocht
waarin ik bestond, weer opstond
welriekend in het vorig vrij
ik mocht weer proeven van het wij
van het klam alzwetend geil

ik smeerde ons
aan al je rond, langs lijnen van rug en dij
van het kronkelend geweifel
je kalme deinen op het rauwe mij
ik kuste gulzig tussen plooien
oh, al dat moois wat jij daar vleide
het overbodige verleiden – je had me

we gaven over
aan het glazig glanzend
het niet gedurfd
laat staan gedaan
jij glom je bazig, mij zo meester

zinnenstrelend ruwde jij
jouw zijdezachte stoppels
langs mijn allerbeider slapen
zag ik je warms streng naar mij gapen
je kookte vrijwel – vrat mij op

Vraag

vertel mij nog eens over jou
wat laat je branden in de nacht
ineens janken van de lach
wat maakt dat dit je raakt

je laat bevriezen tot het kraakt
hoe leer ik je beter weten
wat kan ik beter vergeten
vertel mij hoe ik je beven laat

verstilde dagen vullen zich met tijd
alsof ze aftellen tot aan ontlijfd
zwijgen over dat wat rijpt, ondergronds
lavend aan dit leeg vol loze woorden

ze zuigen aan de stormen, het nabij
zoeken het ver waar dromen dromen
schuiven wat komt gestaag vooruit
want wat nu is was eerst – voor later

Zon

staren naar later over water zonder eind
een streep onder te hoge lat
daar drijven de nog uit te voeren taken
dwars door eventueel open te breken hypotheek

mitsen en maren troebelen kiezen voor later
boven je vliegen dromen hoog over nooit af
schreeuwen luid, vol huiver, naar even verderop
waar het schuimt en bruist, voelt naar thuis

error: De inhoud is beschermd !!