warm je op aan mijn oude vel
mooi is het niet maar warm wel
doorliefd, bekrast vol diepe kloven
waarin je straks mag wonen
Tag: verlangen
Wij
hoe heerlijk wij samen vertragen
uren smeer jij uit over de dagen
je kijkt mij aan, laat hard verbazen
blijft de baas in eigen overgave
Trek
kruidig ruikt het nu ik aan je denk
geurend over tong laat jij je smaken
ik schrok het weg zonder praten
laat staan de borden op te maken
hoeveel gangen serveert men
voor wie niet uitgegeten raakt
blijf je zitten als het op is of
ruim je af alsof het af was
Vrij
ze vertelde dat ze weg ging
weg met rillen in het donker
tot aan de leegte voorbij
was waar ze wilde zijn
Afstand
je verdween in eigen zijn
mijn mij in jou vergeven
door warm gemis omsloten
nam je mij op, mee naar meer
meest, belijden met vertragen
bijna smekend verbleven
happend naar al je wild
het ruigst, dat vagevuur
wat in je huist, aan je zuigt
mij zal verbranden, verslaan
sissend uiteengespat
in het hiernogmaals
Stil
vergezichten brachten woorden
ik nam ze op, sprak ze niet uit
ongezegd leek hier te horen
ik gaf ze stilte – voor later
alsof ze uitgesproken waren
jij vangt mij op in jouw begrijpen
ik zie waar je voor staat
laat je los of zul je blijven
het is oké zoals je gaat
weet dat ik in jouw altijd woon
ik ken alle kamers daar
Passie
doe mij maar weer zoals je mij deed
al ons heetgebakerd en zinderende zijn
elkaar bezweten voorbij het alles weten
je warme dieptes voelen, verstijven in je blik
laat het zweven, ons leven stelen even
te komen, tot aan versmelten
naar het immer meer
Wandel
in het gisteren van vandaag
zit een merel op een hek
het is open
toont het morgen onder dauwgrijs
boven pluis van paardenbloemen
nodigt uit en voedt geweifel
elke pas zal dit beeld vertrappen
het mij verraden waar ik was
glinster doven in nat gras
ze vliegt op in mijn verstoren
laat luid haar ongenoegen horen
ik sluit het hek – keer om
Zacht
koester voor altijd het zachte
dwars door het puin – van al wat er brak
wij veegden het weg naar dat pure
zagen het nog ongezien
naast het ooit van het nooit
het begin van een weergaloos einde
koester voor altijd het zachte
en draag het tot het snerpend kraakt
het zal schrijnen
schuren tot aan bloeden
was echter dan we durfden wensen
droogt met de laatste tranen
Au
ik schrok wakker
op gedroogd verdriet
onder een koude deken van alleen
thuisgekomen bij mijn altijd al
het gevoel van zijn volledig kwijt
te leven tussen lege dagen
zonder spijt