het scheelde weinig
of ik was chagrijnig
hangend in mijn lot
sip te wachten tot
mijn hart klopte vragend
afwachtend, vertragend
naar zuurstof likkend
lange uren wikkend
hoe op den duur
dat noodzakelijk vuur
de vretende vlammen
de blaren, de schrammen
de nagels in een oude huid
het kreunen in het luidste luid
weer voor beide blote voeten lag
het pure zijn verschijnen mag
een vriend gaf mij deze gele drab
sprak streng: man doe niet zo silly!
neem eerst maar eens een grote hap
van deze piccalilly