Grond hijgt smekend van heimwee
naar de blauwe blubber van weleer
Trekt bleek, uiteen gereten
als de doffe schubben van een vis
op land alleen gelaten, verlaten
door het stromend water
van een ooit glasheldere beek
Uitgejoeld door hordes peuters
die onbedoeld luidkeels spelen
vanuit hagelnieuwe felblauwe
minimeren vol plezier