Ik voel mij soms zo ontzettend
ongezien, ongehoord, onbegrepen
als een aardappel in de grond
Verpakt in zwarte aarde
alsof begraven en vergeten
nog slechts door maden
op te vreten tot mest rest
Hou ik nu dus maar gewoon
mijn grote mond eens even
om deze vol ongeduld te vullen
met de gulle zon van boven
Onderbroken door stapels wolken
die als schapenwollen dekens
vele koude regens strooien
over mijn grote boze
verscholen voorhoofd
Mij pijnlijk wakker schudden
Bevrijden uit deze kleibrij
deze dwaze zware blubber
Ik op zal staan om mijn slag te slaan