gebroken vleugels droegen bebloede ogen hoog over
waar ooit de waarheid woonde en nu de huiver waande
hij was zichzelf verloren, verzoop in gapend zwart
en zag slechts hoe men hem vooral erg graag vergat
hij die alsnog verworden was tot de stof
tussen de stenen van zijn zelfgegraven graf
men prikte vingers in de gaten die er vielen
waar de maden voldaan maar volgevreten lagen
je zag de leugens als het ware naar hem staren
dwars door zijn leegte vol van het warm, klam en rot