zo op de bodem aangekomen
mis ik de zomer tussen bomen
zij laat mij graag dromend lopen
over de toppen van mijn dolen
het donkert, sombert en bijzondert
zo zonder licht te waken, verwonderd
als het ware, verlokt mij met haar lonken

zo op de bodem aangekomen
mis ik de zomer tussen bomen
zij laat mij graag dromend lopen
over de toppen van mijn dolen
het donkert, sombert en bijzondert
zo zonder licht te waken, verwonderd
als het ware, verlokt mij met haar lonken
het was er altijd al, na de zomer
verdwijnen met het licht in korte dagen
nachten vol van twijfelen en draaien
alsof in donker denken luider klinkt
het zal wel bij mij horen, het dwalen
ik zoek het op zonder willen vinden
kruip eronder en kijk het verslagen aan
laat mij vallen in haar grijpen
je legt al jouw vragen in mijn schoot
pal naast al het prille breekbaar
de diepte, je liefde, het willen weten
dapper verdragen wij dit lange zonder
zoals zomers doen op warme avond
waar slaap valt over naakt, nat van elkaar
september zendt frisse moed
nu de dag verkort
onderweg naar de lange adem
van het duister
de dag kijkt me aan met vers wit
weegt mijn tred in haar genade
sleept mij voort na lange nacht
waarbij haar stilte mij ontwapent
de zomer regent in alle kleuren
sombergrijs tot aan het helderblauw
ik snuif haar op met al haar geuren
en denk terug aan deze tijd met jou
honing druipt vet vanaf de gevels
even lijkt stilte zoet te zweven
licht ruilt haar dag hier met de kilte
likt laatste suikers tot aan zilte nacht
de hoop vervloog
kroop donker, onder
nu zwijgen sprak
over gele velden
tegen takken
die hangen
tot water valt
op vettig groen
plakkerige vellen
passen zwetend op hun tellen
ingesmeerd met de factoren
die bij dit wedertype horen
nu de warmte waar is
laaft het lijf tevreden
haar volste teugen
tot het gaar is
Haar gevangen in zomerzon
gebroken licht valt zacht om
haar in gedachten verdronken
gezicht, op zoek naar een waarom