zoveel woorden
heb ik voor je over
ik zal ze zwijgen lief
slechts beschrijven
op wat zachts
soms wat somber
het is wat ik doe
wie ik ben
ze zullen je bewaren
strelen over wang
ietwat steken eerst
vooral in het begin
maar weet dat
met elke zin
ik aan je denk
ruik aan je huid
en kus op je buik
niet vergeet
je weet
Tag: vriendschap
Voorbij
er doorheen
schrijf je altijd
in het alleen
samen
met een rijtje
pasgeboren woorden
nog wankel
op de poten
de eersten
na de punt
stil drogend
aan de zilte lucht
in voltooid
voorbij
Rem
dat gevoel dat je stilstaat
niet vooruitkomt omdat
steeds iemand voor je staat
vol met jou, leef jij onderhuids
kleurt zijn hele dagen vol
zet zijn binnen aan met open
jij bent het licht van leven
zijn schitterende volle maan
en hij de rem op je bestaan
aan je voeten in eenvoud
zie je wat er is in eigen zwart
blijkt hij je schaduw overdag
knip de lijnen vrij – leef je eigen jij
het is het restje jou en mij
dat hier vervliegt en jou bevrijdt
Slijt
dat het went
niet slijt of verdwijnt
mij grijpt of verleidt
maar amper raakt
de draak steekt
met het naakt
van open wond
die maar gaapt
leeggebloed
met teveel, te goed
rest amper meer
dan bestaan
Uit
wanneer je mij weglegt, eens
laat mij dan niet de krant zijn
vol ellende en geweest
maar dat boek op de plank
in het licht van weleer
gehavend van geblader
vol met duimen – vouwen
geef mij niet weg, bewaar me
laat mij dat ene boek zijn
om van te houden
Glijden
je kon schaatsen in haar gedachten
al staan op waar ooit hart zat
korst droeg op vrijwel zwart
snakkend naar het eind aan deze nacht
had kou vrij spel met reeds verloren
reden dromen samen in een wak
Schuil
achteraf wist ik dit bij aanvang al
mijn lach zal schuilgaan onder lakens
gedempt, alleen luid in eigen fluister
verstaanbaar maar verduisterd
in zacht huilen achter laf
Rijm
wat rijmt er in ongerijmd
breekt stuk op gebreken
wie lijmt onsamenhangend
tot aan rotsvast gebleken
Zand
je zag strepen in het zand
langsgereden lang geleden
uitgegleden over zojuist, zopas
die vage vegen vol vergeven
vergruizen korrels tot vergeten
versleept verleden mettertijd
Fijn
wat is er fijn aan met je zijn?
je ziet de mij die was vergeten
allang verdwenen en verleefd
ook verleerd om licht te geven
laat jij mijn hard zacht breken
fijnt me dwars door alles heen