ze zat te rillen
in het stille van de dag
onder natte sluier
een zachte huiver
alsof ze dacht
aan wat ze was
en wilde
Tag: natuur
Gras
laat mij het gras zijn
vertrapt of overreden
bescheten of bezeten
bevrijd onder een kleedje
laat mij het gras zijn
vlak na het zaaien
zacht ontluikend
op zoek naar licht
laat mij het gras zijn
de geur van pas gemaaid
waarin ik verdor
tot aan gevreten
Maart
zij schreeuwt welhaast de liefde uit
nu alles om ons heen ontspruit
elke vogel fraai zijn lippen tuit
en buiten zomaar ruikt naar thuis
het zo gemiste licht schijnt luid
zingt haar lied tegen mijn huid
warmt wat grijs was en besluit
het voorjaar wordt in groen geduid
Merel
gelukkig was jij er wel, hoog op het dak
je bezong de schemer luid in jouw licht
het was alsof je huilde met een snik
ongehoord en ongezien, haast desperaat
zag ik je schitterend verstillen tot niets
Zand
er lag wat zand nog op je buik
want het knarste na mijn kus
het proefde heerlijk naar zopas
zoetig achter zilt, naar enkel wij
er lag zoveel meer rondom ons
het voedde het licht in onze lijven
droeg zware zuchten op te weinig tijd
zoog wellustig zweet de diepte in
we waren één, plakten als verlijmd
verdwenen in intens tevreden zijn
keken verlegen naar beneden
kusten knarsend zonder spijt
Wandel
zijn blik ving de vertes in een netje vol
wie had hier al gelopen
toen het vroeger heette hier
je denkt dat kleuren toen valer waren
paardenbloemen minder geel
met pluizen die zo ver niet kwamen
of was het andersom
met dagen zoveel feller
voldoende tijd voor vol genieten
een gele kwikstaart knikt bedeesd
Verdwaald
hij liet zich nooit remmen meer, de ingetoomde zwerver
met zijn onverzorgde haren boven veel te wilde jaren
de gebruinde wangen van een oude kop
je kon het in zijn ogen zien, ze brandden van verlangen naar het buiten
het stil zijn, genieten van wat nu was zonder blijven hangen
in het eerder of het later
onderweg vanuit zijn midden was hij los
Kauwen
in het laatste stuk van de dag
zwermen zij klagend samen
kruipen kermend op een koude tak
zwart schuilt dapper voor de nacht
ik draag jullie bang wel
mee met mijn alleen
slaap zacht
Lente
de lente laat haar luwte los
laatste hagel lijkt versmolten, verslagen
verdraagt te lang verzwegen
gedragen boven een ijzig zijn
stralen haar vleugen ongekend
op zo meervoudig eigen zijn
Winter
woest waait de winter nog maar even
nu bitterkoud is uitgebleven
raast zijn radeloos
bijna moedeloos
in laatste zucht