Duif

de grijze duif hield zich aan zijn rauwe klauwen
vast aan loden goot tot hij dapper besloot,
hardleers als hij was, op de vlucht te slaan

wijds spreidt zijn verstoft verenkleed
scherend met de oude wangen door de wind
op weg naar dat warme wat zo buiten zichzelf was

Verslaafd

ingeklemd als
tussen dijen van een vrouw
denk ik aan jou
jij hopeloos verloren mij
verstrikt als nooit tevoren
geeft geen kik
fluit als herboren
in het prille licht
van ochtendgloren
gehuld in mist
van het alles onbekend
zo lang en vrijelijk te bekoren
dat plukken van de luide lach
van dat wat ik niet mag
ingeklemd tussen mijn lijden
lijd ik aan jou

Ragnar

Ragnar lag even met de voeten hoog en droog. Zijn maag rommelde tevreden van wat hij had klaargemaakt. De Ziener sprak ooit van kleine pannenkoeken met vlees en alles wat scherp en smaakvol was. Met een beetje fantasie en de dood van een paar vette kippen pruttelde de pan geurig boven zachte gloed. Zijn broer Rollo kwam langs met zijn vrouw Lynna en kleine Nils. De mede vloeide in overvloed om de verhitte mond te koelen en liet de lach luid schallen door het duister van de fjord. De avond had enorm gesmaakt. Ze meenden Nils taco te hebben horen roepen tussen de happen door en doopten het onbekende maal met deze naam.

Bloot

vind je ook niet
dat het tonen loont
van waar je hart woont

zonder schroom te blozen
in dat ongemakkelijke hoekje
van het zacht te durven zeggen
wat je bozer schreeuwen wilt

het tere binnen naar het rauwe buiten
bloot en onbeschermd herboren
op die klamme tegels voor je thuis

je lief te laten kozen om niets
niets meer dan je maar bent

error: De inhoud is beschermd !!