hoe mooi zij zuchten kan, vandaag
buigend voor haar onverschrokken
zwijg ik tegen al mijn weten in
en zij, zij smijt haar tranen voor mij uit
of zal het speeksel zijn, uitgespogen
al dit nu zweeft zo vluchtig door in later
daar knipoogt eenzaam blauw
achter een snel vergeten grijs
hij zal het morgen bij zich dragen